heet in de philologie het verschijnsel, dat bij voorklinkers en openklinkers de lippen gerond of gestulpt worden, zoodat bijv. ie →uu, e →u, aa →ao wordt. Sommige dialecten hebben een heel sterke neiging tot ronding, bijv.
Zuid-Holland (spelen →speulen), Leuven (hem →uum). De r. kan een gevolg zijn van de omgevende Klanken (→O-umlaut), maar tenslotte zit het meestal in de articulatiebasis.
Van Ginneken verklaart haar als prae-Slavisme. →Delabialiseering. Weijnen.