Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 02-10-2019

Roeanda-Oeroendi

betekenis & definitie

A) Aardrijkskunde en economie.

Belgisch mandaatgebied in Midden-Afrika, vóór den Wereldoorlog deel uitmakend van Duitsch Oost-Afrika. Grenzen: ten N. Oeganda, ten O. en ten Z. Tanganjika Territorium, ten W. Belgisch-Kongo. Opp. ca. 53 000 km2, met ong. 3 500 000 inwoners.

Aardkunde en regionale verscheidenheid.

R.-O. is in hoofdzaak samengesteld uit zeer oude kristallijne gesteenten, die een opgeheven schiervlakte vormen, waarvan echter het Westelijk deel zeer werd verbrokkeld door tectonische krachten. In het W. ontstonden breuken, langs welke een diepe slenkzone inzonk en waarin de Oostelijke meren en dalen van Belgisch-Kongo voorkomen. Ook vormden zich daar vulkanische gebergten, de Viroenga, waarvan thans nog twee vuurtoppen werkzaam zijn. De aardbevingen, die zich dikwijls voordoen, vinden vooral hun verklaring in den tectonischen bouw.

Men kan de volgende landstreken onderscheiden:

1° Het lmbo-laagland in het Z.W. langs de Roezizi en het Tanganjikameer, met het heetste klimaat, dat men aantreft in R.-O.
2° Langs het Kivoe-meer liggen de bergstreken van de Impara, Roesenji, Boedaha en Boegoje, die tamelijk steil afdalen van Oost (ca. 2.000 m) naar West (ca. 1.600 m); het klimaat is gematigd en er valt veel regen.
3° De hoogste bergstreken, die tot ruim 4.000 m reiken (vulkanen), vormen een hoogen scheidingskam tusschen Kongo en Nijlbekken. Het klimaat is hier over het algemeen vochtig; op de hellingen komen dichte wouden voor; op de hoogvlakten talrijke weilanden.
4° De centrale hoogvlakten hebben over het algemeen een gematigd klimaat, met onregelmatigen neerslag. Alleen Boejenzi heeft regelmatige en overvloedige regens en is daardoor een zeer vruchtbare streek, die wel eens als de voorraadschuur van R.-O. beschouwd wordt.
5° De Oostelijke savanne-streken, met onregelmatigen neerslag en soms lange droogten, zijn rijk aan beboschte savannen en uitgebreide moerassen en meren. Hierin ligt het Nationale Kagera-park.

Economische beteekenis Dank zij de wetenschappelijke opsporingen heeft men den rijkdom aan delfstoffen kunnen bepalen: tinerts komt in groote hoeveelheid voor en wordt reeds ontgonnen door Europeesche maatschappijen vooral in het Noorden. Ook ontgint men goud; ijzer is overvloedig aanwezig, verder graphiet en mica. Zout wordt gewonnen, meestal door de inboorlingen. De landbouw levert vooral de volgende voedingswaren: aardappelen, erwten, boonen, sorgoem, eleusine, maniok, aardnoten, sesam en koren. Onder de nijverheidsgewassen dienen vermeld: koffie, die thans de belangrijkste inlandsche nijverheidsteelt is (reeds ruim vijf millioen struiken); katoen wordt vooral aangeplant in het dal van de Roezizi en langs het Tanganjikameer; de elaïs nagenoeg in dezelfde streken; tabaksplantages treft men aan ten N.O. van het Kivoe-meer. Talrijke Europ. vennootschappen nemen een aanzienlijk aandeel in de landbouwontginning.

De voornaamste bron van bestaan echter is de veeteelt, gekenmerkt door zwaar hoornvee, dat gelijkenis vertoont met het zeboe-type. De Watoesi-volken zijn meestal de eigenaars van den veestapel, die ook een godsdienstige beteekenis heeft: de „nyambo” of heilige dieren van den koning. Men raamt het hoornvee op een millioen stuks, waaronder echter talrijke minderwaardige dieren.

De inboorlingen zamelen veel voortbrengselen in, die de natuur spontaan oplevert, zoowel planten als dieren. Het wild vertoont een groote verscheidenheid, vnl. in het N. en in het N.W., veel minder in het Z.O. De huiden van zwaar vee worden verhandeld, zoowel als die van geiten, schapen, buffels, apen, enz. Ook honig en bijenwas worden druk verhandeld.

Zooals uit onderstaande statistiek blijkt, stijgt de handel weer regelmatig sedert het verdwijnen van de crisistoestanden. Jaren

1931 1932 1933 1934 1935

Uitvoer: Frs. Frs. Frs. Frs. Frs.

naar Belgisch-Kongo..

Andere landen…. 8.457.942

6.527.417 6.751.474
6.345.082 3.807.728
11.838.277 6.518.090
23.834.745i 6.316.708
38.707.816

Totalen 14.985.359 13.096.556 15.646.005 29.352.835 45.024.524 Invoer: van Belgisch-Kongo...

Andere landen…. 7.277.606

53.255.522 2.472.587
20.870.793 4.280.230
23.279.166 4.006.772
26.610.291 4.358.470
34.107.843

Totalen 60.533.128 23.343.380 27.559.396 30.617.063 38.466.313 De handelsbetrekkingen gaan deels over Belg. Kongo naar den Atl. Oceaan, deels over het Tanganjika Territorium naar den Indischen Oceaan (zie kaart → Afrika en Belg. → Kongo). De onontbeerlijke voorwaarde voor een degelijke uitbating is het inrichten van een voldoende verkeersnet. Behalve een spoorlijn in aanleg in het naburige Westen, op Kongoleesch grondgebied, bestaat er een drukke zeevaartdienst op de Tanganjika- en Kivoe-meren, waar R.-O. ook voordeel uit haalt. Een wegennet, dat thans ruim 2.000 km lengte beslaat, verbindt de voornaamste centra met elkander en met de omliggende gewesten.

Bestuur De Volkenbond heeft aan België het mandaat toegekend over R.-O. Deze twee gebieden worden bestuurd door een ondergouverneur-generaal (zetel te Oesoemboera), bijgestaan door een hoofdcommissaris. R.-O. is verdeeld in twee residenties: Roeanda (zetel Kigali) en Oeroendi (zetel Kitega). De inlandsche politiek bestaat hierin, dat België een onrechtstreeksch bestuur uitoefent, hetwelk de inheemsche organisatie zooveel mogelijk eerbiedigt en benuttigt. De sociaal-economische werkzaamheid bewijst ten volle, dat België in R.-O. de beste zorgen besteedt aan het verbeteren van de levensvoorwaarden der bewoners. Tegen den herhaaldelijk optredenden hongersnood heeft België allerlei middelen aangewend: het aanleggen van wegen voor snelvervoer; het droogleggen van gronden en het bevloeien van andere, om de oppervlakte der cultures uit te breiden; het invoeren van niet-seizoenproducten, o.a. maniok en aardappelen, die als reserve moeten dienen in geval van nood; het reduceeren van den overvloedigen veestapel en derhalve van de graslanden; de herbebossching; het voorzichtig wijzigen van de sociaal-economische toestanden onder de inboorlingen, om tot meer economisch evenwicht te geraken.

Ten slotte moet nog vermeld worden, dat het officieel bestuur, in samenwerking met de missies, de bevolking medische hulp verleent, den arbeid beschermt, het onderwijs bevordert, de dieren- en plantenveredeling wetenschappelijk verzorgt, de misbruiken beteugelt en derhalve vrede en orde doet heerschen en welzijn tot stand brengt.

Missie Roeanda is een apostolisch vicariaat met residentie te Kabgaji, bediend door de Witte Paters. Het telt bijna 250.000 Kath., onder wie ook reeds 17 inlandsche priesters werkzaam zijn. Oeroendi, eveneens apost. vicariaat met residentie te Ungera, en ook verzorgd door de Witte Paters, telt ruim 230.000 Kath. en 10 inlandsche priesters. Zie ook → Kongo.

Lit: Behalve de ambtelijke stukken, als: Jaarverslagen over het Belgisch-Beheer over R.O., het Ambtelijk Blad van R.O., Wetgeving en Reglementen van R.O. (uitg. v. h. Ministerie van Koloniën 1926), kan men o.a. de vlg. studies raadplegen: O. Louwers, La campagne africaine de la Belgique et ses résultats politiques (1921); mgr. Gorju, En zigzags à travers l’Urundi (1926); R. P. Dufays, Pages d’Epopée africaine (1928); Halewyck de Heusch, Voies et moyens de civilisation au Ruanda (1928); Borgerhoff, Le Ruanda et l’Urundi (1928); Th.

Heyse, Le Mandat Belge sur le Ruanda-Urundi (1930); P. Ryckmans, Dominer pour Servir (1931); Pagès, Un royaume hamite au Centre de l’Afrique (1933); A. Michiels en N. Laude, Onze Kolonie (1936); Tijdschrift Grands Lacs (1935 en 1936, twee speciale nummers over Roeanda en Oeroendi); Bijdragen in het tijdschrift „Congo”; Uitgaven van het Kon. Belg. Koloniaal Instituut; Watteyne, Het Kivumeer (1935).

V. Asbroeck
B) Geschiedenis

Voorheen vormde R.-O. twee Afrik. koninkrijken; het behoorde laatstelijk tot Duitsch-Oost-Afrika, doch werd onder den Wereldoorlog door de Belgische koloniale troepen veroverd. De Volkenbond bood België het mandaat er over aan en op 20 Oct. 1924 werd dit door de Belgische wet goedgekeurd. De bevolkingen, de Wanjaroeanda en de Waroendi, worden zoowel van rassenkundig als van volkenkundig standpunt uit in drie wel onderscheiden groepen ingedeeld: de Watoezi, met sterk Hamietischen inslag, zijn herders en veefokkers: zij vormen de heerscherskaste; de Bahoetoe, welke verreweg de meerderheid uitmaken, behooren tot het Negerras: zij doen aan landbouw; de Batwa, pygmeeën of dwergen, soms in dienst van de Watoezi, leven van jacht en roof. Allen spreken Bantoetalen, respectievelijk het Kinjaroeanda en het Kiroendi. Zie → Kongo (sub Anthropographie, Ethnographie, Missiegeschiedenis, Talen). De Cleene.

Lit.: Rijckmans, Dominer pour servir (1931); Borgerhoff, Le Ruanda et l’Urundi (1928); Zuure, Afrikaansche Vulpenkrassen (I Naar Urundi; II Bij de Barundi. 1921). Zie verder lit. onder hoofdartikel.

< >