1° Albrecht, Vlaamsch dichter; broer van 2°. * 27 Oct. 1856 te Roeselare, † 24 Juni 1880 aldaar. Op het klein-seminarie van zijn geboortestad leerling van Hugo Verriest: ontstaan van de ➝ Blauwvoeterij.
Als student in de rechten te Leuven organiseerde hij met P. De Mont de Hoogstudentenbeweging.
Als levenstaak stelde hij zich voor de erkenning van de miskende moedertaal en de heropbeuring van zijn verarmde volk. Zijn verzen zijn meest strijdliederen, bespiegelende gedichten (Ter Waarheid, Abyssus), herinneringen aan de Klassieke en Germaansche oudheid of aan Vlaanderen’s verleden, natuurstemmingen (De Zwane): soms erg romantisch, maar gedragen op een forsch rhythme en uitgedrukt in een breeden, plastischen stijl. De taal is West-Vlaamsch getint. Zijn drama Gudrun over de vrijwording van Moerland uit de Romeinsche overheersching heeft groote gebreken in bouw en karakterteekening, maar is grootsch opgevat en in enkele deelen goed uitgewerkt.
Werken: Een Vijftig Vlaamsche Studentenliederen (1877); Eerste Gedichten (1878); Gudrun (1882). — Uitg.: A. R. Gedichten (2 dln. 1930).
Lit.: H. Verriest, Twintig Vl. Koppen (I 1901); L. Van Puyvelde, A. R., zijn Leven en zijn Werk (1908); F. Rodenbach, A.
R. en de Blauwvoeterij (1909); A. Vermeylen, Van Gezelle tot Timmermans (1923); L. Dosfel, Verzameld werk (II 1928); C. Verschaeve, De dichter A. R. (in: Jong Dietschland, 1909); R. Lissens, Het Impressionisme in de Vl. Letterk. (1934).
A. Boon.
2° Ferdinand, schilder-letterkundige, broer van 1°. * 2 Maart 1864 te Roeselare. Sedert jaren te Brussel. Schreef operette-achtige blijspelen ten gerieve van het dorpstooneel.
3° Georges, Belg. Franschtalig dichter en romancier, een der stichters van La Jeune Belgique, neef van 1° en 2°. * 16 Juli 1855 te Doornik, † 25 Dec. 1898 te Parijs. Vanuit Parijs lanceerde hij „Bruges la Morte” met haar drukkende atmospheer van grijzen weemoed, waarin zijn jeugd was verloopen. Als dichter eertijds hoog in aanzien, munt hij uit in het weergeven van overgangskleuren en tusschenstemmingen. De nevelige hoekjes van de oude Vlaamsche steden inspireeren hem zeer gelukkig.
Voorn. werken: Bruges la Morte (1896); Le Carillonneur (1897). Poëzie: La Jeunesse Blancke (1886); Le Règne du Silence (1891); Les Vies encloses (1896). Tooneel: Le Voile (1894). — Lit.: E. Révoil, G. R. (1909); P. Maes, G. R. (1926). Willemyns.