Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 02-10-2019

Riouw-Archipel

betekenis & definitie

Eilandengroep in Ned.-Indië, gelegen op een onderzeeschen rug, welke de voortzetting vormt van de Noord-Zuid gerichte bergketens van het schiereiland Malaka en Achter-Indië, en bestaande uit de Karimoen-, de Batan-, de Lingga- en de Singkepgroep; elke bestaande uit een hoofdeiland, waarnaar de groep genoemd wordt, en omliggende kleine eil. Administratief behoort de R. tot de afd.

Tandjoeng Pinang (met gelijknamige hoofdplaats) van de residentie Riouw en Onderhoorigheden. De geheele afd., waaronder ook eenige, in de Z.

Chin. zee gelegen, niet tot den R. behoorende eilandengroepen, is 10 842 km2. De R. zelf telt 134 876 inw., w.o. 495 Europ., 34 248 Chin. en 897 andere Vreemde Oosterlingen.

De Inheemsche bevolking telt 61 881 echte Maleiers, d.i. 40% der totale bevolking. In de binnenlanden leven nog enkele stammen nomadisch of half-nomadisch, evenals langs de kusten: 1790 Orang Laoet en 3083 Orang-Mamak; ➝ Orang. (Alle cijfers zijn vlg. de volkstelling 1930.) De landbouw is het hoofdmiddel van bestaan.

Voor uitvoer komen de producten der Europ. ondernemingen vooral in aanmerking (rubber), maar ook die van Chin. en Inl. landbouw (peper, gambir, klapper) en van den mijnbouw (tin).Wegens herhaalde niet-nakoming zijner contractueele verplichtingen en minachting voor de Ned. vlag werden bij besluit van den gouverneur-generaal van Ned.-Indië van 3 Febr. 1911 de sultan en de tengkoe besar van Riouw en Onderh. van hun waardigheden ontzet, en in 1913 (Ind. Stbl. nr. 19) werd het sultanaat bij het rechtstreeks bestuurde gebied ingelijfd.

Kerkelijk behoort de R. tot de apost. prefectuur van Banka en Biliton. Olthof.

< >