1° In woonplaatsen. Rioleering is een samenstel van buizen met toebehooren, dienende voor afvoer van vloeibare of half vloeibare afvalstoffen uit gebouwen.
Te onderscheiden valt een r. binnen het gebouw en in het bijbehoorende erf: de huisrioleering, en een r. in de openbare wegen.De huisrioleering bestaat, bij een woonhuis, uit een stelsel van verticale leidingen, zgn. standleidingen, meestal van lood of gietijzer, waarmede vuil water en faecaliën uit de zgn. ontvang-inrichtingen (waschtafels, baden, gootsteenen, closets, enz.) worden gevoerd naar een vrijwel horizontaal liggende leiding onder den beganen grondvloer, welke gewoonlijk van gietijzer is samengesteld en waarmede het afvalwater buiten het gebouw wordt geleid, hetzij naar de openbare rioleering, hetzij naar een beerput of ➝ septic tank, dan wel rechtstreeks naar open buitenwater. Ook het op de daken en goten opgevangen hemelwater wordt door verticale (zinken) leidingen, regenwaterpijpen, naar bovenbedoelde grondleiding afgevoerd. Soms worden hemelwater, huishoudwater en drekstoffen gescheiden gehouden en gaan alleen laatstgenoemde naar een beerput of openbare rioleering en loozen eerstgenoemde op open water. Bedoelde grondleiding is gewoonlijk van zgn. ijzeraarde- of grèsmateriaal.
Een openbaar riool is niet altijd aanwezig. In dorpen worden ook de drekstoffen dikwijls eenvoudig geloosd op de slooten. Bij dichter wordende bebouwing heeft dit vervuiling van het openbare water tengevolge, zoodat overgegaan moet worden tot het plaatsen van septic tanks, hetgeen kan worden gezien als een overgangsstadium tot den aanleg van een openbare rioleering.
De openb. r. bestaat uit een betonnen buizenstelsel, dat zijn inhoud afvoert naar één hoofdriool. Dit laatste loost hetzij op open water ofwel is aangesloten op een inrichting voor ➝ afvalwaterzuivering.
Een openbare rioleering is over het algemeen kostbaar; bij het opstellen van een ➝ uitbreidingsplan dient reeds aanstonds rekening te worden gehouden met de mogelijkheid een doeltreffend en eenvoudig rioleeringssysteem te kunnen aanleggen.
v. Embden.
2° (Bij sluizen) Een kanaal, uitgespaard in de sluismuren, door middel waarvan het water in de sluis kan worden toegelaten of daaruit kan wegstroomen. Men onderscheidt twee soorten van r.:
1° r., welke over de geheele lengte van de sluis doorgaan, waarvan derhalve de bovenmond met het bovenpand en de benedenmond met het benedenpand in verbinding staat, en waarbij de verbinding met de schutkolk wordt gevormd door op regelmatige afstanden geplaatste kleine zijriolen, de zgn. zijspruiten.
2° Korte omloopriolen, welke alleen in de sluishoofdmuren zijn uitgespaard. Het omloopriool in het bovenhoofd, dienende voor het inlaten van water, brengt het bovenpand in verbinding met de schutkolk onmiddellijk achter de bovendeur, terwijl het omloopriool in het benedenhoofd, dienende voor het uitlaten van water, de schutkolk onmiddellijk voor de benedendeur verbindt met het benedenpand.
De r. worden afgesloten door rioolschuiven, waarvan de meest voorkomende typen zijn vlakke wiel- of glijdschuiven en ➝ cylinderschuiven. Ook komen als afsluitingsmiddelen wel voor tolkleppen, welke draaibaar zijn om een horizontale as, en toldeuren, draaibaar om een verticale as. Egelie.