noemt men de rups van Malacosoma neustria, een vlinder van de familie der spinners. Deze wordt 13-16 mm lang en is okergeel tot roodbruin gekleurd, met donkere dwarsbanden op de voorvleugels.
Zij vliegt in Juni-Juli en zet de eieren in meerrijige ringen om dunne takjes af. Elk ringetje bevat ong. 300 eitjes, die door een kleefstof worden samengehouden.
Deze overwinteren, en in April komen de rupsen te voorschijn. Einde Mei zijn deze volwassen, en ong. 5 cm lang met witte streep midden op den rug, waaraan evenwijdig zwarte, roode en blauwgrijze strepen verloopen.
De rupsen blijven lang bijeen en trekken zich des nachts terug in nesten van een dun spinsel; later verspreiden zij zich meer.De r. richt vaak groote schade aan bij vruchtboomen, iepen, meidoornhagen e.d., waarvan knoppen en blad worden aangevreten. Bestrijding vindt plaats door wegknippen der eiringen en vernietiging der rupsennesten of door bespuiting met carbolineum, creoline en andere middelen.
Lit.: Rupsenplagen (Meded. v. d. Plantenziektenk. Dienst, nr. 59, 31933).
M. Bruna.