1° (ook: Rees, Reys, Rijs, Rijke) Hans de, Ned. Doopsgez. hervormer en dichter. * Dec. 1553 te Antwerpen, † 14 Sept. 1638 te Alkmaar.
Hij stelde met Lubbert Gerrits de belijdenis der Doopsgezinden op. Ondanks zijn verdraagzaamheid werd hij herhaaldelijk vervolgd; hij was leeraar van vsch.
Doopsgezinde gemeenten, o.a. Amsterdam en Alkmaar.
Hij was vriend van Vondel, Coornhert en Spieghel. Zijn onderhoud verdiende hij als reeder van haringbuizen.Werken: vele theol. vlugschriften, liederen (o.a. in Het Boeck der Gesangen, 1618, waaraan ook Vondel bijdroeg); Historie der Martelaren (1615).
Lit.: Leendertz, Leven van Vondel (1910); J. S. Ballot (in: Doopsgez. bijdr., 1864); Kort Verhaal v. h. leven en de daden v. H. de R. (1644); Catalogus v. d. Doopsgez. bibl. te Amsterdam (II 1888); A. Brons, Mennoniten (21912); Ger. Brom, Vondels Geloof (1935). Piet Visser.
2° Ferdinand, Duitsch componist. * 29 Nov. 1784 te Bonn, † 13 Jan. 1838 te Frankfort a.M. Leerling van Beethoven. Bekend pianist. Schreef meer dan 200 werken, doch zonder oorspronkelijkheid.