Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 02-10-2019

Rhythme

betekenis & definitie

1° Een der belangrijkste elementen der muziek, omvat den tijdsduur der tonen, de combinaties van verschillende notenwaarden, de maat als groepeering van een bepaald aantal teleenheden, en staat in nauw verband met het tempo. Het r. geeft plastischen vorm aan de melodie en verleent haar de noodige stuwing.

Steunt de vocale muziek op het taalrhythme, de instrumentale muziek kan zich oneindig meer verscheidenheid van r. veroorloven. Het gelijktijdig aanwenden van twee of meer contrasteerende rhythmen noemt men polyrhythmiek. de Klerk.

Voor Gregoriaansch rhythme, zie ➝ Gregoriaansche zang (IV); ➝ Benedictijnen (sub Gregoriaansch); ➝ Mensuralisme; ➝ Mocquereau; ➝ Pothier; Rhythmische teekens.

2° In de taal is r. de golvende beweging, ontstaan door de opeenvolgende accentcontrasten der klanken, nl. verschil in intensiteit, toonhoogte, tijdsduur of kwantiteit, timbre of klankkleur (r. du timbre) en sonoriteit of klankvolheid. Het r. in de taal beantwoordt aan het r., dat leeft in iederen mensch; bij de natuurvolkeren zien wij rhythmische taaluitingen ontstaan ter begeleiding van arbeidsbewegingen of van den dans.
R. is een wezenskenmerk zoowel van proza als van poëzie; in proza is het een vrij (maar geen bandeloos!) r.; in poëzie een streng r., gebonden aan het metrum of de versmaat; maar zóó, dat het r. veel bewegingsvrijheid behoudt. Twee verzen met hetzelfde metrum kunnen een geheel verschillend r. hebben. De regelmaat van proza-rhythme kan zóó groot worden, dat het de poëzie benadert. Zoo bijv. de proza-gedichten van Lod. van Deyssel. Men onderscheidt verder een woord- en een zinsrhythme.

Lit.: K. Marbe, Ueber den Rhythmus der Prosa (1904); Jac. v. Ginneken, Principes de linguistique psychologique (1907, 252 vlg.); E. Sievers, Rhythmisch-Melodische Studiën (1912); H. Padberg, De Mooie Taal (1924). ten Berge.

< >