(waarsch. ( Gr. rhaptein = naaien; ooidè = zang; dus: die zangen aaneennaait), in de Oud-Grieksche lit. de benaming van de rondreizende voordragers van de epische poëzie, gebeurlijk zelf dichters. Nog in de 4e eeuw v.
Chr. traden zij op bij de nationaal-Grieksche feesten, o.m. te Olympia en te Athene op de Panathenaeën. In zijn dialoog Io steekt Plato den draak met den r.
Io en dus met de r. in het algemeen. V. Pottelbergh.