In een zuivelfabriek wordt de volle melk, die ontroomd moet worden, voorgewarmd tot 35° à 40° C. Dit gebeurt o.a. in een dubbelwandig vat, waarin door een roerder de melk wordt omhoog gedreven; in de tusschenruimte wordt stoom toegelaten, die de binnenketel verhit en die de warmte weer afgeeft aan de melk.
Maar ook gebruikt men ervoor boven elkaar aangebrachte, vertind koperen buizen, waarboven zich een goot met gaatjes bevindt. In de goot wordt melk gepompt en door de gaatjes verspreidt zich de melk over de buizen.
De melk wordt van onder weer in een goot opgevangen en naar den ontroomer gevoerd. De gepasteuriseerde (ca. 80° C) ondermelk dient hier als warmtebron.
Deze wordt binnendoor de buizen van onderen naar boven gepompt. Het laatste der hier beschreven toestellen noemt men regeneratieftoestellen.
Zie ook de figuur bij ➝Boterbereiding. Verheij.