1° (wisk.) Equivalent.
2° In de philologie beteekent r. terugkeerend tot het subject (wederkeerend). Een r. werkwoord drukt uit, dat de van het subject uitgaande handeling weer op hemzelf terugslaat; meestal dienen hiervoor de vormen van het ➝medium. Het r. voornaamwoord noemt in den objectsvorm den persoon, die tevens het subject van het werkwoord is; bijv. „zich” in: hij beklaagt zich. Wils.