Bij een paard een beenige verdikking aan het onderste gedeelte van de buitenvlakte van het spronggewricht, boven bij het buitenste griffelbeentje. Tijdens het ontstaan is het paard kreupel; bij herstel blijft de dikte en is het een schoonheidsgebrek.
Het ontstaat door te groote krachtsinspanning bij jonge paarden of door een slag van een paard. Verheij.