1° In de grammatica het verschijnsel, dat de stam van het woord geheel of gedeeltelijk verdubbeld wordt. Oorspr. had de r. een gevoelsbeteekenis, die echter in vsch. talen langzamerhand in een logische functie is overgegaan.
Zoo bijv. als kenmerk van het perfectum in Gr. gegona, Lat. cucurri, Gotisch haïhait. Voor r. in de kindertaal, zie ➝Kindertaal (sub 2°).2° In de biologie een term, die door Bateson voor ➝koppeling en afstooting aangewend is.