is de systematische studie van het recht in zijn meest algemeene beteekenis. Aldus begrepen, omvat de r. niet alleen de studie van het positief recht, zooals het in een bepaald land bebestaat, maar bovendien de ➝ rechtsgeschiedenis, de rechtsvergelijking, de sociologie van het recht, de ➝ rechtsphilosophie en de algemeene rechtsleer, met inbegrip van de methodologie.
Als hulpwetenschappen van het recht zijn te beschouwen de economie, de maatschappijleer, de algemeene staatsleer, de criminologie, de psychologie, en andere vakken, die met het materieele onderwerp van het recht in verband staan: het recht is immers regeling van het maatschappelijk leven.Meestal vat de jurist zijn vak veel enger op, en langen tijd schonk ook de universiteit haar aandacht uitsluitend of hoofdzakelijk aan de kennis van het bestaande recht, waarvan de voorschriften werden aangeleerd, verklaard en tot een algemeen systeem verwerkt. Als voorbereiding daartoe werd groot belang gehecht aan de studie van het Romeinsch recht, en het hoofdaccent werd op het privaatrecht gelegd.
Het uitsluitend of haast uitsluitend beschouwen van het geldende recht, d.i. in hoofdzaak het wettenrecht, had tot gevolg dat de jurist een neiging bezat om de „reëele” bronnen van het recht, het land, het volk, den maatschappelijken, economischen, moreelen grondslag van de rechtsvoorschriften uit het oog te verliezen, waarbij een r. dreigde te ontstaan, die geen of te weinig rekening hield met de vereischten van de ongeschreven rechtvaardigheid en de maatschappij.
Op het einde van de vorige eeuw ontstond in verschillende landen een reactie tegen de al te formeele en logische opvatting van de r. De rechtsphilosophie, de rechtsgeschiedenis, de algemeene rechtsleer en de methodologie, de staatsleer, de maatschappijleer, de economie gingen meer en meer de belangstelling wekken van de juristen. De werken van Raym. Saleilles, Fr. Gény en L. Duguit in Frankrijk, van Ihering en van de Freirechtslehre in Duitschland, van Eug.
Huber, den opsteller van het burg. wetboek in Zwitserland, van H. J. Hamaker, H. Krabbe, R. Kranenburg, E. M.
Meyers, J. H. Hymans, P. Scholten in Nederland, van P. Vander Eycken, G. Comil, H.
Depage e.a. in België hebben er toe bijgedragen, dat de jurist van thans het recht meer gaat beschouwen als een deel van het maatschappelijk geheel. Ook de faculteiten van rechtsgeleerdheid zijn door de nieuwe denkbeelden beïnvloed geworden, wat hun programma en wat den geest van het onderwijs betreft. V. Dievoet.