Een groeptaal met vele van het algemeen taalgebruik afwijkende eigenaardigheden. Men constateert er zoowel in woordgebruik als zinsbouw een sterken invloed van het Latijn (Corpus Juris) en het Fransch (Code Napoléon).
Verder zijn sporen aanwezig van Oud-Germaansche r., die echter evenals de Saksische r. (Saksenspiegel) in de M. E. (15e e.) meer invloed had.
Dat de r. daarbij nog, ook voor zoover ze zuiver Ned. is, zeer archaïstisch is getint, kan deels verklaard worden uit het blijvend karakter van wetten.De behoefte der r. aan niet te misduiden formuleeringen, nauwkeurig omschreven beteekenissen en met alle mogelijkheden rekening houdende omschrijvingen, werkt het ontstaan van stijve constructies en ingewikkelde zinnen in de hand. Wel wordt, en niet het minst in juristenkringen, tegen de „onverstaanbaarheid der r.” voortdurend strijd gevoerd, doch nog steeds met slechts matig succes. Niettemin is het hebben van een duidelijk verstaanbare r. van groot sociaal belang, om niet te spreken van het „onmiskenbare recht van het geheele volk om zijn wetten en zijn rechtsbedeeling te verstaan”. In België is de strijd der ZuidNederlanders voor Vlaamsche rechtspraak en een voor het volk verstaanbare Vlaamsche r. een onderdeel der Vlaamsche kwestie. Gestreefd wordt aldaar naar een r., die zooveel mogelijk met de Ned. r. overeenstemt, waarbij echter rekening moet worden gehouden met den eigen aard van de Belg. rechtsinstellingen en met mogelijke verbetering van sommige in Ned. gebruikte termen en uitdrukkingen.
Lit.: v. Ginneken, Handb. der Ned. taal (II, met veel lit.). W. Janssen/V. Dievoet.