Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 02-10-2019

Raffael

betekenis & definitie

(Raffaello Santi of Sanzio), schilder en architect (zie plaat; vergelijk den index in kolom 831/832). * 28 Maart 1483 te Urbino, ✝ 6 April 1520 te Rome. Leerling van Perugino.

Van zijn 17e jaar af kent men werken van hem, waaruit al aanstonds zijn buitengewone gaven blijken. In zijn „Sposalizio” (Brera, Milaan), die hij op 21-jarigen leeftijd schilderde, verschijnt hij reeds in al zijn toekomstige grootheid.

Het gegeven had hij aan zijn leermeester ontleend, maar het sterk persoonlijk behandeld; het is veel monumentaler van bouw en harmonischer van compositie. Een jaar later kreeg hij opdracht om naast zijn leermeester een fresco in het klooster San Severo te Perugia te maken.

Spoedig hierop schijnt hij naar Florence te zijn gegaan; hier heeft hij invloeden van fra Bartolommeo, Leonardo en Michelangelo ondergaan. Uit deze jaren kent men meerdere Madonna’s en portretten, waarin zijn stijl tot rijpheid komt [onder anderen Madonna del Granduca (Florence), Mad.

Tempi (München), de portretten der Doni’s (Florence)]. Uit dezelfde jaren stamt zijn H.

Catharina (Londen), waarin zijn meesterlijk vormgevoel treft. In 1507 schiep hij zijn groote Graflegging (Galerie Borghese), om de dramatische expressie en de levendige, wel afgewogen compositie reeds een hoogtepunt van zijn kunst.

In 1509 moet hij naar Rome getrokken zijn, waar zijn roem hem al vooruitgegaan was; in dat jaar benoemde de paus hem tot „Scriptor brevium”.

Toen begon zijn groote werkzaamheid, die zijn wereldnaam zou vestigen.

Hier ontving hij de opdrachten, die hem waardig waren en waaraan zijn geniale schilderskwaliteiten behoefte hadden. Zijn eerste werk was het versieren van de Stanza della Segnatura, dat hij in 1511 voltooide.

De groote wandfresco’s hier, de Disputa, Pamassus en de School van Athene, vormen tezamen, vooral wat kleur en rhythme betreft, een volmaakt geheel en hebben de zaal in een immense ruimte van vormen kleurperspectieven herschapen. Middelerwijl werkte hij als bouwmeester aan de S.

Eligio, de Farnesina en de Cappella Chigi. In de volgende jaren schiep hij wederom een reeks Madonna’s Mad. della Sedia (zie afb. 2 op de plaat tegenover koom 369 in deel XIV), Mad.

Sistina e.a.]. In 1511 begon hij aan de Stanza dell’ Eliodoro (o.a. de verdrijving van Heliodorus, de Mis van Bolsena, Bevrijding van Petrus, Ontmoeting van Leo I en Attila e.a.), waarin hij het pausdom verheerlijkte.

Tegelijkertijd schilderde hij talrijke portretten: Kardinaal (Madrid), Balth. Castiglione (Parijs), Giul. de’ Medici (New York), Julius II (zie afb. 1 op de pl. t/o kol. 672 in dl.

XIV) en vooral Leo X met de kardinalen Giul. de’Medici enLud.de’Rossi (Florence; zie afb. 1 op de pl. t/o kol. 272 in dl.

XVI) e.a.

In 1514 moet hij de Stanza dell’ Incendio begonnen zijn, waarvan vooral de Zeeslag bij Ostia en de Borgobrand wereldvermaardheid bezitten. Uit 1615 dateeren zijn ontwerpen voor tapijten (kartons in Londen, Kensingt.

Mus.); hierin schijnen leerlingen een groot aandeel te hebben gehad. De loggia’s in het Vaticaan begon hij in 1514; ook hierin deelden zijn leerlingen ruimschoots.

Door een al te grondige restauratie is van de origineele schepping weinig meer over. De plafonds der Farnesina, waar de geschiedenis van Psyche uitgebeeld wordt, maakte hij in 1518.

Van de hem na die jaren toegeschreven Madonna’s schijnt hij slechts voor een gering deel (voorteekening en toezicht op werk) de auteur te zijn. De Transfiguratie (Vaticaan) moet zijn laatste werk geweest zijn, maar is wel door leerlingen beëindigd.Behalve voor de genoemde kerken was R. vaker als architect werkzaam. In 1514 benoemde de paus (na Bramante’s dood) hem tot bouwmeester voor de St. Pieter en een jaar later tot eersten architect. In deze jaren maakte hij ook een ontwerp voor den gevel van de S. Lorenzo in Florence, later nog vele ontwerpteekeningen voor paleizen. Zijn architectonische gaven blijken ook uit zijn groote fresco’s (school van Athene, Tempel van Heliodorus e.a.). Men schrijft hem ook wel beeldhouwwerken toe; groot is het aantal teekeningen van zijn hand, dat bewaard is gebleven.

R. vormt met Leonardo en Michelangelo het hoogtepunt, de apotheose der Ital. Renaissance. In hem zijn alle idealen van het Quattrocento in vervulling gegaan, alle problemen tot oplossing gekomen. R. behoort tot de grootste genieën, die de kunstgeschiedenis kent. Vroeg rijp, verblufte hij reeds zijn leermeesters en op 22-jarigen leeftijd ontving hij opdrachten om naast de gevierdste kunstenaars van zijn tijd mede te werken aan omvangrijke wandversieringen. Hij is dan ook de grootste frescoschilder geworden, dien men aan kan wijzen, want behalve misschien Michelangelo heeft geen het verstaan zóó innig schilderkunst met architectuur te verbinden. Monumentaliteit en harmonie in zijn composities wedijveren met ruimte-, vormen kleurgevoel. Bovendien is hem iets van de vrome liefelijke sfeer der Umbrische school, waaruit hij voortkwam, tot het einde toe in vele zijner werken bijgebleven. Aan zijn Madonna’s heeft hij een expressie van bovenaardsche verhevenheid gegeven, die honderden na hem getracht hebben te benaderen. Voor menigeen heeft hij echter nog het hoogst in zijn portretten bereikt ; hier paart hij een trotsche grootheid aan diep doorvoelde menschelijkheid. In zijn korte leven ontplooide hij een ongeloofelijke werkkracht en tot zijn al te vroeg einde toe is hij steeds overstelpt met opdrachten geweest en geladen met plannen. Uit niets blijkt dat zoo sterk als uit de massa teekeningen en krabbels van zijn hand, ontwerpen voor schilderijen of bouwwerken, waarin zich zijn brillante veelzijdige geest zoo duidelijk weerspiegelt. Toen hij na een kort ziekbed op Goeden Vrijdag 1520 overleed, werd dit als een onherstelbare slag gevoeld niet alleen aan het pauselijk hof en in Rome, maar in gansch Italië. Waarschijnlijk was zijn ongemeen rijk talent nog niet tot vollen wasdom gekomen en zou hij in een langer leven nog grootscher werk hebben geleverd. Zijn invloed die al tijdens zijn leven in Rome geweldig was, hield niet op na zijn dood, maar bevruchtte nog eenige generaties van kunstenaars na hem (Giul. Romano, Franc. Penni e.a.). Geheel opgehouden heeft hij waarschijnlijk nooit, maar in het begin der 19e e. inspireerde zich in Duitschland nog een geheele school op hem (de Nazareners); de resultaten waren hier echter weinig verblijdend. Hij werd begraven in het Pantheon te Rome.

Zie nog de pl. t/o kol. 641 in dl. VI ; afb. 6 op de pl. t/o kol. 224 en afb. 6 op de pl. t/o kol. 625, beide in dl. XVII.

Lit.: Gronau, R. (1909); Venturi, Storia dell’arte it. (IX 1926); C. Gamba, R. (vert. J. Alazard, Parijs 1932); Tischel, R. Zeichnungen (1913-’28). Schretlen

< >