(sterrenk.). De afzonderlijke meteoren van een meteorenzwerm bewegen in nagenoeg evenwijdige banen.
Zichtbaar is van elke baan alleen het laatste gedeelte, als de meteoor in de atmosfeer lichtgevend wordt. Ons oog kan het verschijnsel o.m. wegens den grooten afstand niet in de ruimte vastleggen, en ziet het tegen den „hemelachtergrond” afgeteekend, ongeveer zooals een bliksemstraal wordt gezien.
Hierbij worden, door een perspectiefverschijnsel, de evenwijdige rechte lijnen der banen tot cirkelbogen, die uit één punt, den r., schijnen te komen. Hieronder wordt verstaan, dat de bogen, achterwaarts verlengd, elkaar in den r. snijden.De r. is een der voornaamste gegevens voor de baanbepaling van een meteorenzwerm, daar de richting van den r. naar den waarnemer tevens de bewegingsrichting van den zwerm is. De zwermen worden genoemd naar hun r. Zoo hebben de Leoniden hun r. in het sterrenbeeld de Leeuw, de Perseïden in Perseus, enz. de Kort.