(< Gr. rachis = ruggemerg; schizein = splijten), een misvorming van het wervelkanaal. Een storing in de ontwikkeling of een ziekte tijdens het embryonale leven heeft hierbij de normale sluiting der wervelbogen verhinderd, zoodat aan de achterzijde v. h. beenige wervelkanaal ’n spleet open blijft.
Blijft het ruggemergkanaal geheel open, dan heet dit holo-rachischisis. Zelden is hals- of borstdeel, gewoonlijk het lendendeel getroffen.
Het harde vlies kan met of zonder het vaak misvormde ruggemerg in deze spleet uitstulpen en aldus een → meningocele vormen. Vaak gaat dit gepaard met gezwelvorming; ontbreekt deze, dan spreekt v.
Recklinghausen van spina bifida. Deze kan echter soms ook niet te zien zijn op den rug, d.i. spina bifida occulta, waarbij een sterke beharing de plaats kan verraden.
De vaak voorkomende misvorming van het onderste deel van het lendenmerg veroorzaakt vaak verlammingen der beenen en gevoelsstoringen aan de billen en storing in de urineloozing en de ontlasting. Deze storingen kunnen de eenige verschijnselen der spina bifida occulta zijn.
Klessens