1° Catharina, Ned. dichteres uit den kring van Vondel, Huyghens en Vos, dochter van 2°(?). * 21 Nov. 1637, † einde Jan. 1669. Q. was een veelzijdig begaafde vrouw, die dichtte, schilderde, in glas graveerde, boetseerde, borduurde en een penning- en schelpenverzameling bezat.
Haar gedichten staan verspreid in vsch. bloemlezingen, o.a.: Klioos Kraam, Fidamants kusjes. Tooneelstuk o.a.
Den geheimen minnaar (naar Lope de Vega.).Lit.: Oud-Holland (1907, 1909); Frederiks en v. d. Branden, Biogr. Wbk. Piet Visser.
2° Salomon Davidsz., letterkundige; waarsch. de vader van 1°. * 1590 te Leiden. In 1613 te Amsterdam. Van beroep pompenmaker, „neven der heyliger stede”. Van hem is bekend: Griecxen Amadis, treurspel (1633). Verder bijdragen in het eerste deel van Amsterdams Mengelmoes (1658).
Lit.: Kalff, Gesch. der Ned. Lett. (V, 97); Frederiks en v. d. Branden, Biogr. Wbk. (1891, 632); Ruys (in: Nw. Ned. Biogr.
Wbk. II, 1146). Vermeeren.