Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 02-10-2019

Puntdeur

betekenis & definitie

Sluisdeur draaibaar om een verticale as. Twee p. vormen tezamen de beweegbare waterkeering in een sluishoofd.

Zij sluiten in gesloten stand onder een hoek tegen elkander aan. In geopenden stand bevinden de deuren zich in de deurkas, een uitsparing in den muur van het sluishoofd.

P. worden gemaakt van ijzer of hout. Zij worden samengesteld uit een regelwerk, waarover een beplating of beplanking wordt aangebracht.

De stijlen van het regelwerk heeten harren, de horizontale liggers regels. De harren, welke in gesloten stand van de deuren tegen elkander aansluiten, heeten voorhar, de andere achterhar.

De regels onderscheidt men in bovenregel, onderregel en tusschenregels. Het regelwerk wordt door diagonalen versterkt.

Bij houten p.brengt men een schoor aan in de richting van ondereind achterhar naar boveneind voorhar, schrankschoor genaamd. In de andere diagonale richting maakt men dan vaak ijzeren trekschoren.

De onderregel sluit in gesloten stand, van de deur aan tegen den slagdrempel van de sluisvloer; de achterhar tegen den slagstijl.

Het boveneind van de achterhar heet hals.

Deze is draaibaar in den in het muurwerkverankerden halsbeugel en vormt het bovendraaipunt van de deur. Het onderdraaipunt wordt gevormd door de in ’t ondereinde van de achterhar ingelaten taatskom, welke draaibaar is om de op den sluisvloer geplaatste taats of spil. Egelie.

< >