of schijnvoetjes, dunne uitsteeksels van het protoplasma (→ Cel, 4°), waaruit de onregelmatig gevormde cellen der witte bloedlichaampjes en van sommige eencellige wezentjes (bijv. amoebe) bestaan. P. dienen voor de voedselopname en voortbeweging.
Zij kunnen uitgestulpt en ingetrokken worden. Bij de voortbeweging stroomt het protoplasma der cel in de p., zoodat deze grooter worden en zich voorwaarts bewegen, terwijl op andere plaatsen het protoplasma zich terugtrekt.
Daarbij worden voortdurend nieuwe p. gevormd. Deze temporaire bewegingsorganellen worden in vsch. vormen aangetroffen.1° Lobopodiën: breede uitstulpingen met afgerond uiteinde;
2° Filopodiën: dunne, niet vertakte uitsteeksels;
3° Rhizopodiën: dunne, sterk vertakte uitstulpingen;
4° Axopodiën: zéér dunne, weinig vertakte draadvormige uitstulpingen, waarbij de asdraad een fibrillaire structuur vertoont. Komt voor bij Heliozoa. Melsen.