Provicarissen heetten, onder het bestuur der → apost. vicarissen tot en met Codde, de functionarissen, die, onder verantwoording aan den apost. vic. en door dezen benoemd, een deel der Holl. Zending bestuurden, samenvallend met een of meer der bisdommen van 1559.
Een uitzondering vormde het bisdom Haarlem, bestuurd door een vicaris-capitulaar, gekozen door het kapittel. Den titel provicaris droeg ook Th. de → Koek als pauselijk vicaris met voorloopige aanstelling.
Rogier.Lit.: → Hollandsche Zending, en lit. aldaar.