Landschap in het Z.O. van Frankrijk (XI 96 F/G 5). De oude provincie, rijk aan landschapsschoon, omvat het bergland tusschen Middell.
Zee en de Alpen, alleen de Crau is laagland. De beschutte Zuidelijke ligging geeft een bevoorrecht klimaat, al is de zomer droog en dor en waait, in den winter vooral, de koude Mistral.
De hoogere deelen (tot 3 000 m), met ontboschte kalkplateau’s, dragen kreupelhout en worden door diepe dalen doorsneden; in de lagere deelen, dikwijls met bevloeiing, wassen vijgen en amandelen, olijven en zuidvruchten, druiven en groenten. De planten met leerachtige blaadjes (myrte, oleander, altijdgroene eik, olijf) hebben zich aan de droogte aangepast.
De bevolking is meer Italiaansch dan Fransch met een hartstochtelijk, opbruisend temperament, vlug van begrip, maar zonder veel ernst. Naast eenigen landbouw en veeteelt hebben de groote steden (Marseille, Toulon, Nizza) handel en industrie, maar de meeste inkomsten verschaft het vreemdelingenverkeer.In 536 kwam P. onder de Franken en maakte het dus de deelingsgeschiedenis van dezen mee in 843. In 879 hoorde het tot het koninkrijk Neder-Bourgondië (Arelatië). In de 10e e. werden de graven van Arles graaf van Provence en na 1032 kwamen dezen onder Duitschland. Via het huis Anjou kwam P. in 1481 aan Lodewijk XI van Frankrijk.
Lit.: E. Camau, La P. à travers les siècles (4 dln. 1907-’30); E. de Martonne, Région mediterranéenne (photo’s, 1925) ; E. Ripert, La P. (anthologie, 1929); A Lorbert, P. enz. (Monogr. économ., 1928). Heere.