Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 02-10-2019

Proust

betekenis & definitie

1° Joseph Louis, Fr. scheikundige. * 26 Sept. 1754 te Angers, ✝ 5 Juli 1826 aldaar. Professor in de scheikunde, onder meer te Madrid.

Ontdekte onder anderen de druivensuiker. Voor de wet van Proust, zie men het artikel → Samenstelling (constante wet van).2° Marcel, een der belangwekkendste Fr. romanciers van onze eeuw. * 10 Juli 1871 te Auteuil (Parijs), ✝ 18 Nov. 1922 te Parijs. Als zedenschilder en zielenontleder van de rijke, onnutte Parijsche bourgeoisie, heeft deze hemieuwer van den Franschen roman zijn gelijke niet. Hij ontleedt met wonderbare scherpte en geesteshelderheid het menschelijk hart tot in zijn diepste en abnormaalste verborgenheden. Zijn oeuvre werd, alhoewel het een vasten philosophischen achtergrond mist, niettemin door de jongste generaties van overal, onmiddellijk overgenomen. Zijn invloed in eigen land was ver reikend en met dien van Gide, Claudel, Valéry en Péguy koersaangevend. Willemyns.

Voorn. werken: Les Plaisirs et les Jours (1896); A la Recherche du temps perdu (17 dln. 1913-’27) ; Pastiches et Mélanges (1919): Chroniques (1927); Correspondance générale (1930 vlg.).

Lit.: L. Pierre Ouint, M. P. (1925); E. Seillière, M.P. (1930); Les Cahiers M. P. (sinds 1927); A. Dandieu, M.

P., sa révélation psychologique (1930) ; Klaus Wolters, M. P. im lit. Urteil seiner Zeit (1932) ; G. Cattani, L’Amitié de P. (1936).

< >