Burggraaf, Kath. VI. staatsman. * 5 Maart 1868 te Leuven.
Doceerde te Leuven van 1894 tot 1936 onder meer het internationaal privaatrecht, en werd in 1908 lid van de Kamer der Volksvertegenwoordiging. In 1911 werd hij min. van Kunsten en Wetenschappen en verdedigde hij de schoolwet op het L.O., waarbij leerplicht en gelijkstelling van het vrij onderwijs werden ingevoerd; 1918-’19 was hij voorzitter van de Kamer der Volksvertegenwoordiging; herhaaldelijk fungeerde hij daarna als min. van Econ.
Zaken of van Post en Spoorwegen; hij was ook afgevaardigde van België bij den Volkenbond. Toen hij in 1925 het eerste democratisch ministerie vormde en zeer te kampen had met financieele moeilijkheden, werd hij op lage wijze bestreden door de toenmalige oppositie en was hij verplicht bij het mislukken van zijn opzet ontslag te nemen.
Na den Wereldoorlog zag hij het rechtvaardige in van den Vlaamschen strijd, en herhaaldelijk verdedigde hij met klem de VI. eischen in de Kamer, waar hij om zijn eerlijk, kalm en klaar betoog steeds groot aanzien genoot. In 1926 werd hij staatsminister en in 1930 tot den adelstand verheven. Werk: Manuel de droit intern, privé Belge (21928).Uytterhoeven.