= H. Congregatie tot Voortplanting des Geloofs, kortweg de Propaganda genoemd, is het centrale instituut voor het missiewezen in de Kath.
Kerk.Ontstaan en geschiedenis. Toen na de groote ontdekkingen in de koloniale missie der Spaansche en Portugeesche vorsten, door de decentralisatie en politieke invloeden, vele misstanden ontstonden en de Romeinsche Curie onder invloed der reformatiebeweging weer intensiever het oog richtte op den missieplicht der Kerk, werd de behoefte aan een centrale leiding in een vooropgesteld plan meer algemeen. Aanvankelijk zocht men de oplossing in tijdelijke kardinalen-congregaties, zooals die van Pius V, in 1568, en die van Clemens VIII, in 1599 bijeengeroepen. Bijna tegelijkertijd ontwierp de Brusselsche Carmelietenprior, Thomas van Jesus, een plan voor een op te richten, blijvende Congregatie tot Voortplanting des Geloofs (1613). Dezelfde idee werd verspreid door zijn ordebroeder Dominicus à Jesu Maria en den Capucijn Hiëronymus van Narni. Reeds enkele jaren daarna richtte paus Gregorius XV dit instituut op en bevestigde het door de bul le Inscrutabili van 2 Juni 1622. Doel was, het geheele missiewezen te brengen onder leiding van den H.
Stoel en het aan staats- en leekeninvloed te onttrekken. Groote moeilijkheden waren te overwinnen, zoowel bij Spanje en Portugal, die hun → patronaatsrechten wilden handhaven, als bij verschillende missioneerende orden zelf, die zich aan de nieuwe leiding moesten aanpassen. Voorloopig beperkte zich daarom de werkkring tot de Prot. landen en de Oostersche Kerken, doch het universeele karakter van het instituut stond van het begin af den leiders voor oogen. De eeuwen door heeft de P. de uitsluitend godsdienstige opvatting der missie bewaakt tegen politieke baatzuchtigheid; zij is weliswaar geslagen door den roof van haar bezittingen in 1798 en 1808 door de Franschen, en het laatst in 1884 door Italië, doch nooit vernietigd; integendeel, in de 19e eeuw is zij werkelijk geworden, wat in haar doelstelling lag uitgedrukt.
Inrichting en werkwijze. Het rechtsgebied der P. strekt zich thans uit over alle streken, waar nog geen kerkel. hiërarchie is gevestigd,of de organisatie nog niet voldoende is ontwikkeld. Globaal genomen vallen hieronder: geheel Afrika, behalve enkele bisdommen in het Noorden en Angola; geheel Azië, behalve de Philippijnen; geheel Oceanië en vsch. gebieden van Amerika en Europa. Tot haar bevoegdheid behooren o.a. de aanstelling en verplaatsing van missiepersoneel, de oprichting van nieuwe kerkelijke gebieden, de regeling der kerkelijke aangelegenheden (met uitzondering van geloofszaken, huwelijkskwesties en alg. voorschriften voor den ritus), het oppergezag over colleges en seminaries voor toekomstige missionarissen en missiegenootschappen, en over de drie algemeene, zgn. pauselijke missiegenootschappen: het → Genootschap tot Voortplanting des Geloofs, en dat der H. Kindsheid, het St. Petrus-Liefdewerk, den Priestermissiebond.
Aan het hoofd der P. staat een kardinaal-prefect (van 1918 tot 1932 de Nederlander kard. van Rossum, thans kard. Fumasoni-Biondi). Maandelijks komen de ca. 20 kardinalen, die aan de P. verbonden zijn, in alg. vergadering bijeen; de prefect brengt tweemaal per maand verslag uit aan den H. Vader. De financiering van het instituut baarde vaak groote moeilijkheden; door herhaalde plunderingen is de Congregatie zeer verarmd. Sinds 1922 beschikt zij echter ook over de gelden der pauselijke missiegenootschappen.
Als neven instellingen dienen vermeld: het Collegium Urbanum, in 1627 opgericht voor de opleiding van missionarissen; sinds 1931 is hieraan ook het Instituut voor missiewetenschap verbonden; de eigen drukkerij, die in de 18e eeuw een onovertroffen capaciteit bereikte, doch in 1910 met de Vaticaansche Polyglotte verbonden werd; het museum, gesticht door kardinaal Borgia in 1804 ; en het intern, persbureau → Agentia Fides, dat sinds 1928 berichten over de missies aan de dagbladen doorgeeft.
Voor de betrekking van de P. tot de → Hollandsche Zending, zie aldaar.
Lit.: Mulders, Bij de benoeming van Kard. Fumasoni-Biondi tot Prefect der P. (in: Het Missiewerk, XIV 1932-’33). A. Mulders