1° Jacob (J. Lzn.), Ned. letterkundige. * 1866 te Den Bosch, † 1935 te Amsterdam.
Student te Leiden. 1897-1918 leeraar aan de rijkskweekschool te Nijmegen en 1918-’35 hoogleeraar aan de Gem. universiteit te Amsterdam. Was vooral een goed kenner der 18e eeuw.Voorn. werken: Gerardus Geldenhauer Noviomagus (diss., 1898) ; De renaissancedichter Jan v. d. Noot (1907); Handb. tot de Gesch. der Ned. Lett. (1914); De roman in de 18e e. in W. Europa (1925); Het drama in de 18e e. in W. Europa (1931). Offermans.
2° Lambertus, apost. prefect van Ned.-Indië. * 2 Nov. 1777 te Zenderen, † 28 Oct. 1840 te Rietmolen (Nede, Geld.). Na zijn priesterwijding in 1801 was hij 1805-’06 te Kaapstad werkzaam, totdat hem bij de inbezitneming van Kaapland door de Engelschen verder verblijf werd ontzegd. In 1807 vertrok hij als eerste seculiere priester met mgr. Jac. Nelissen naar Ned.-Indië. Hij stichtte de statie van Semarang en bestuurde 1817-’30 als tweede apost. prefect de Indische missie. Om gezondheidsredenen keerde hij in 1830 naar Ned. terug, waar hij 1832-’36 als pastoor te Almelo werkzaam was.
Wessels.
Lit.: A. H. Hensen, Een R.K. Missie aan de Kaap de Goede Hoop (in : De Katholiek, 1908, dl. 133, blz. 144-162); v. d. Velden, De R.K. Missie in Ned.
O. Indië (1908'; v. Aernsbergen, Chronol. Overzicht van de werkzaamheid der Jezuïeten in de Missie van Ned. O. I. (1934).