(Ital., = voetbank), liturg, naam voor het geheel van trappen of den voet van het altaar, waarop de priester staat (suppedaneum), maar vnl. het voetstuk of onderstuk, waarop het→ retabel rust. In de 15e e. gebruikelijk.
De hoogte is zeer verschillend, gewoonlijk is het zoo breed als het altaar zelf. Het is ofwel vlak en beschilderd (Isenheimer altaar: Beweening van Christus), ofwel voorzien van beeldhouwwerk (Isenheimer altaar: voorstelling van Christus met de Apostelen).
De p. heeft vnl. zijn opkomst te danken aan het gebruik van vleugelaltaren. p. Gerlachus.Lit. : J. Braun, Der christl. Altar (II, 322).