Wetenschap, die zich bezighoudt met de geschiedenis van een volk of land, van den aanvang af tot den tijd der oudste geschreven berichten betreffende dit volk of land. Het einde van de praehist. periode en het begin van den hist. tijd kunnen verschillen van volk tot volk, van land tot land.
In het middelpunt van het praehist. onderzoek staan de stoffelijke resten van woningen, nederzettingen, graven en de gebruiksvoorwerpen, welke deze ongenoemde volken in den bodem hebben nagelaten: ze zijn de getuigen van hun bestaan, bedrijvigheid en beschaving. Het opzoeken, bestudeeren en classificeeren dezer overblijfselen behoort tot het domein der praehist. archaeologie, die dan ook de voornaamste hulpwetenschap is der praehistorie. Andere hulpwetenschappen zijn de anthropologie, de palaeontologie, de geologie en de ethnographie.
Rekening houdend met de stof, waaruit achtereenvolgens de gebruiksvoorwerpen meestal vervaardigd waren, heeft men de p. ingedeeld in een Steentijd, een Bronstijd en een Ijzertijd (Drie-periodensysteem van Thomsen).
Van belang voor het chronologisch rangschikken der bodemarchieven is hun stratigraphische ligging, waardoor de eene als ouder of jonger dan de andere kan beschouwd worden. Naast de stratigraphische methode volgt de praehistoricus eveneens met hetzelfde doel de typologische methode, die de ontwikkeling nagaat van de vormen van een zelfde soort voorwerpen. Een absolute chronologie kan verkregen worden, wanneer met niet-gedateerde vondsten tevens voorwerpen uit andere streken aangetroffen worden, die goed gedateerd zijn (bijv. Grieksch vaatwerk, Romeinsche munten). De verspreiding van het archaeologisch materiaal kan ten slotte scherp afgebakend worden en aan bepaalde cultuurgroepen toegeschreven worden, waardoor de p. er toe komen kan de banden te kennen, welke deze groepen aan later komende hist. geslachten verbinden.
Dank zij deze verschillende methodes heeft de p. belangrijke resultaten verkregen en is ze een wetenschap geworden, die op een soliede basis is opgetrokken en meteen uit de handen van het dilettantisme is gerukt. Het standaardwerk van de p. is Ebert’s Reallexikon der Vorgeschichte (15 dln. Berlijn 19241932). R. De Maeyer.