Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 02-10-2019

Potvisch

betekenis & definitie

of cachelot (Physeter catodon L.), een soort van de fam. der potvischachtigen, van de orde der walvisschen. Leeft behalve in de IJszeeën, in alle zeeën en is vaak aan de Ned. kusten aangespoeld.

Hij wordt 23 m lang met een staartbreedte van 5 m. De groote, vierkante, blokvormige kop is 5 m lang en 3 m hoog.

Alleen in de onderkaak zitten 39-52 goed ontwikkelde tanden, terwijl de onontwikkelde tanden der bovenkaak door het tandvleesch bedekt blijven. Tusschen de speklaag en den schedel is een groote ruimte, gevuld met een olieachtige stof, walrat of spermaceti, die men ook in andere deelen van het lichaam vindt.

In den darm komt als ziekelijke afscheiding voor de ➝ amber. Voedsel: vnl. inktvisschen.

Keer.

< >