Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 02-10-2019

Potter van der Loo

betekenis & definitie

1° Dirc, vader van 2°. * Ca. 1370, ♱ 1428. Edelman, beurtelings in den dienst van Albrecht, Willem VI, Jacoba van Beieren, hertog Jan van Beieren en „mijnen Heere van Bourgognen”.

Tijdens een dienstreis naar Rome (1411), waar hij niets van het opkomende Humanisme heeft opgemerkt, maar zich vooral verveelde, heeft hij zijn groot leerdicht Der ➝ Minnen Loep ontworpen en begonnen. Op later en leeftijd heeft hij zich van de leugens der poëten en van hun valsche historiën afgewend, om in proza een Italiaansch stichtelijk geschrift Fiore di vertu als Blome der doechden te bewerken.Uitg.: van BI. der D. door P. S. Schouten O.F.M. (1904). Lit.: Inl. tot de uitg. van Minnenloep, door Leenderts Wz. (1846-’47); C. Lecoutore, in : Taal en Letteren (1904); H. P. J. v.

Alfen, in: Tschr. voor Ned. Taal- en Letterk. (1905).

V. Mierlo.
2° Geryt, zoon van 1°. Geboorte- en sterfjaar onbekend. Een tijdlang (1438-1454) raad in den hove van Holland, 1440 baljuw van ’s Gravenzande; vertaalde, waarschijnlijk in haar geheel, de kroniek van Froissart; alleen de tweede helft ervan is bewaard gebleven.

Uitg .: N. de Pauw (1898).

V. Mierlo

< >