Afd. en onderafd. met gelijknamige hoofdplaats van de res. Manado, Ned.-Indië, gelegen aan de Golf van Tomini.
De afd. (VII 160 nr. XII) is in het binnenland bergachtig met tusschen de bergketens langgerekte vlakten, waardoor de rivieren stroomen, en een hoogvlakte, ca. 500 m, waarop het tot 300 m diepe Poso-meer, dat afwatert door de Poso-rivier, welker dal in het W. en het O. wordt afgesloten door het Fennema-gebergte en het Pompangeo-geb., beide tot 2 000 m hoog.
De afd. wordt verdeeld in de onderafd. Poso, Kolonedale, beide met gelijkn. hoofdplaatsen, en Banggai, met de hoofdpl.
Lowoek, en telt 241 422 inw. (1930), waarvan 191 Europeanen, 2 783 Chin. en 1 089 andere Vreemde Oosterlingen. De Inh. bevolking, grootendeels Toradja’s, is in de strandkampoengs Mohamm., in de binnenlanden meest heidensch, behalve rondom het meer, waar veel Prot.
Christenen zijn. Hier werkt het Ned.
Zend. Genootschap (Adriani en Kruyt).
Het hoofdmiddel van bestaan is de landbouw: rijst, maïs, klappers, in het gebergte koffie.
Sago-palmen leveren het volksvoedsel sago.
Boschproducten worden verzameld: rotan, damar. De veestapel is vrij belangrijk.
De handel is vnl. in handen van Chineezen en Vreemde Oosterlingen. De uitvoerhaven is Poso, dat geregeld door de booten der K.P.M. wordt bezocht.