(philos.), en kentheoretische opvatting, die alleen de zinnelijke waarneembare, positieve feitelijkheden voor kenbaar houdt.
Het bestrijdt alle metaphysiek (➝ Scepsis), maar doet daardoor zonder het te willen zelf aan metaphysiek. Ook op natuurwetenschappelijk gebied wil het niets weten van een verklaring der natuurverschijnselen; het wil deze enkel beschrijven en zoekt hun statistische wetmatigheid vast te stellen.
Eigenlijke grondlegger van het p. is reeds Hume. Maar het dankt zijn naam, na Saint Simon, vooral aan Aug. Comte, volgens wien het menschelijk denken, na een theologisch en metaphysisch stadium, in het positivistisch stadium pas zijn eindontwikkeling heeft bereikt.
Tot de tallooze „positivisten” behooren o.a. Spencer en Poincaré; verder Stuart Mill en Mach, die als het positief gegevene enkel de bewustzijnsinhouden aanvaarden: het kennend bewustzijn en de gekende werkelijkheid vallen hier samen. Een neopositivistische richting wordt voorgestaan door den zgn. „Wiener Kreis” (Schlick, Carnap, Reichenbach).