Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 02-10-2019

Pop

betekenis & definitie

(Lat. pupa = meisje) is een plastische afbeelding van den mensch, vooral de vrouw. In hoofdzaak behoort de p., dit in tegenstelling met het beeld, tot het terrein der gebruikskunst, als speelpop, tooneelpop (→ marionet), modepop voor het demonstreeren van mode, enz.

De grens tusschen beeld en p. is dikwijls niet strak te trekken. Wij bepalen ons hier tot de speelpop.

Deze is een cultuurverschijnsel. Primitieve volken kennen haar waarsch. niet.

Neolithische vondsten worden verklaard als afgodspoppen, die tot speelpop werden gedegradeerd. Bij de oude cultuurvolkeren zijn het vooral de Egyptenaren, die een schat van echte speelpoppen nagelaten hebben.

Gesneden uit hout of gemaakt uit linnen, dat met papieren snippers opgevuld werd, kregen zij zelfs beweegbare ledematen. Ook kenden de Egyptenaren het harlekijnsysteem (broodbakkertje in het museum te Leiden).

De Grieksche speelpop werd al gevonden in de onderste lagen van Troje (Schliemann): een popje van gebrande klei. Ook in kindergraven van Myceensche en Achaeïsche culturen vond men speelpoppen.

Het materiaal bestond uit klei, gips of was over een houten kern.

Een drukke poppenindustrie bloeide te Sardes.

Bij het huwen wijdden de Gr. meisjes hun p. toe aan Artemis of Aphrodite (Sappho). De Rom. speelpop had de Gr. tot voorbeeld.

In kindergraven vond men gave typen in ivoor, hout en klei. Ook de catacombengraven gaven enkele voorbeelden.

Uit de vroege M.E. zijn geen speelpoppen bewaard gebleven; haar bestaan kennen wij uit de lit. De oudst bewaard gebleven p. dateert uit de 13e e. en vertoont veel overeenkomst met het kleipoppetje uit Troje.

Vanaf de 15e e. ontwikkelt zich een geregelde poppenindustrie (Parijs, Neurenberg). Eerst de 17e e. brengt opnieuw den beschilderden, wassen poppenkop.

Het streven naar realisme in de poppenindustrie loopt parallel met het onstaan van nauwkeurig nagebootste poppenhuizen (→ Modelhuis). In deze periode stelde de speelpop steeds een volwassen dame voor in tijdscostuum.

Vanaf de 14e e. werd zij ook als modepop gebruikt.

De 19e e. bracht de speelpop tot technische vervolmaking; papier-maché, guttapercha boden de mogelijkheid tot een natuurgetrouwe weergave.

Kogelscharnieren en beweeglijke hals voltooiden deze. In 1826 kreeg men de eerste pop met slapende en bewegende oogen.

Walzel nam in 1827 patent op de sprekende en loopende p. Maar eerst in 1855 kwam de eerste babypop op de wereldtentoonstelling te Parijs.

De 20e e. belichtte den kunstzinnigen en paedagogischen kant van de p. Zij werd kunstobject en van massaproduct een individueel speelgoed.

De vernieuwing kwam vanuit München. Maar de al te consequent doorgevoerde artistieke p. werden door het kind geweigerd.

Marion Kaulitz en later Käthe Kruse vonden een meer bevredigend type, waarvan de stijl momenteel door de grootindustrie van poppen aangenomen is. Zie ook → Poppenkast.

Terlingen-Lücker.Lit.: Karl Gröber, Kinderspielzeug aus alter Zeit (1928); Max von Boehm, Puppen (1929).

< >