Vaartuig voor stationnair gebruik, meestal van vierkanten vorm, als drijvende aanlegplaats voor schepen en booten, of wel ter oplegging of ondersteuning van de zgn. schipbruggen.
De p. bij het leger werden in vroeger eeuwen meestal te water verplaatst, alhoewel reeds de Romeinen rijdende brugtreinen bezaten met kleine vaartuigen op wagens. In de 17e e. ontstond de behoefte aan groote p. op wagens. De houten p. droogden uit en geraakten lek. De Franschen maakten toen koperen, de Nederlanders (Willem Meester) omstr. 1670 blikken p. Thans worden stalen, aluminium en ook nog houten p. gebruikt, zij het van bijz. constructie. In Ned. kent men rijdende pontontreinen en ook varende, getrokken door sleepbooten.
Het personeel heet pontonnier, in de 17e e. ook pontgast en bootgast. In vele landen doen de pioniers dit werk. In Ned. is de oefentijd daarvoor te kort. Een pontonafdeeling bestaat uit 2 comp. elk met 12 pontons, 8 schragen en bovenbouw. H. Lohmeijer.