1° Allard, Ned. Prot. godgeleerde en kunsthistoricus. * 8 April 1831 te Amsterdam, ♱ 27 Mei 1896 te Velhorst (bij Zutphen). Na een jeugd in de kringen van het → Reveil ging P. als student, onder den invloed van Opzoomer, over tot het vrijzinnig Protestantisme, dat hij later verliet om agnosticus te worden. Na eenige jaren als predikant werkzaam geweest te zijn, werd hij privaatdocent te Heidelberg, leefde eenige jaren ambteloos te Utrecht en was 1877-’95 hoogleeraar in nieuwe letterkunde, aesthetica en kunstgeschiedenis aan de univ. van Amsterdam.
P. heeft een grooten invloed uitgeoefend op de kunstbeschouwingen van zijn tijd; hij bezat een breeden, ofschoon niet zeer diepen kijk op de cultuur van verleden en heden. Hij heeft een groot aantal werken nagelaten, die alle in schoon Nederlandsch zijn gesteld, tallooze onderwerpen in de kleinste details behandelen en toch oppervlakkig blijken. Tegenover het Katholicisme heeft hij steeds een hooghartigen toon aangeslagen; de Duitsche bronnen, waar hij voor zijn „Gesch. van de R.K. Kerk tot het Concilie van Trente” (18681872) uit putte, waren reeds 10 jaar tevoren door Broere weerlegd.
Ook in de geschiedenis der Wijsbegeerte in Nederland neemt A. P. een plaats in. Prof. van der Wyck beschouwde hem als den besten leerling van Opzoomer, van wiens materialisme hij echter geleidelijk naar een meer subjectieve idealistische richting ging.Als stichting ter nagedachtenis bezit de univ. van Amsterdam de A. P.-Stichting: het Archaeologisch Hist. Instituut met een Archaeol. museum.
Voorn. werken: De ontwikkelingsgesch. der Chr. leerstukken (1859) ; Intimis (I 1861, II 1873); Adriaan de Merival (tendenz-roman over het ethisch Protestantisme; 1866); Hist. critique des Livres de l'Ancien Testament par A. Kuenen, trad. par A. Pierson, préf. de M. Ern. Renan (1866); Willem de Clercq naar zijn dagboek (1888); Oudere Tijdgenooten (1882-86); Gedichten (1882); Verisimilia (1886, met prof. Naber, over S. Paulus’ brieven; zie beoord. hiervan in De Katholiek, dl. 90); Geestelijke voorouders, Studiën over beschaving, Israël, Hellas, Het Hellenisme (1887-’93 ; wel zijn beste werk) ; John Henry Newman (in : Mannen van Beteekenis, afl. 7 1890). Na zijn dood verscheen een bloemlezing van zijn Verspreide Geschriften (8 dln. 1902-’06). — Lit. : Naber, A. P. herdacht (1897); A. Verwey, Bij den dood van A. P. (in Twee-Maand. Tijdschr., IV); Broere, in : De Katholiek (1856); De Wachter (1872); K.H. Boersema, A. P. (1924, een zeer volledige, ofschoon niet genoeg critische biographie, waarin een volk lijst van P.'s werken). Piet Visser.
2° Nicolaas Gerard, Ned. economist en financier. * 7 Februari 1839 te Amsterdam, ♱ 24 Dec. 1909 te Heemstede. Behaalde in 1864 de middelbare acte Staathuishoudkunde;1868 tot 1885 directeur der Ned. Bank; 1877-’85 prof. in staathuishoudkunde en statistiek aan de gemeentelijke univ. van Amsterdam; 1885-1901 president der Ned.Bank; 1891-’94 en 1897-1901 minister van Financiën, de laatste maal tevens kabinetsformateur; de univ. van Leiden en Cambridge benoemden hem tot doctor honoris causa. Als minister bracht hij vsch. belastinghervormingen en sociale wetten tot stand en bevorderde hij de instelling van de Centrale Commissie en het Centraal Bureau voor de Statistiek. In 1897 stichtte hij de vereeniging „Het vrije ruilverkeer”. In de koloniale politiek stond hij het ethisch standpunt voor. Hoewel voorstander der deductieve methode van de zgn. klassieke school, ontkende hij niet het belang der inductieve methode. Hij geldt als Nederlands grootste economist.
Werken: Grondbeginselen der staathuishoudkunde (2 dln. 1875 en ’76) ; Leerb. der Staathuishoudkunde (2 dln. 1884 en ’90) ; Verspr. geschriften (bijeengezameld door prof. dr. C. A. Verrijn Stuart).
Lit.: Jaarboek der Kon. Acad. van Wetensch. (1911); C. A. Verrijn Stuart, in : De Economist (1910) ; Nw. Ned. Biogr. Wbk. (V).
Borret.