Schilder. * 14 Dec. 1824 te Lyon, † 24 Oct. 1898 te Parijs. Leerling o.a. van Couture; in hoofdzaak vormde hij zichzelf in Italië door de studie der middeleeuwsche fresco’s aldaar.
P.’s groote beteekenis ligt in het feit, dat hij de monumentale muurschildering in eere heeft hersteld. Een juist begrip voor de decoratieve eischen die de muurschildering stelt, en een klassiek gevoel voor edele vormen maakten P. dit mogelijk.
Daarbij kwam het juiste inzicht, dat de monumentale vorm ook een meer algemeenen en verheven inhoud eischt. Allegorische en historische voorstellingen werden daarom door P. in beeld gebracht.
Nadat vele zijner werken geweigerd waren op de salons, trok zijn „Vrede” de aandacht, waarna de architect van het mus. te Amiens hem een serie schilderingen opdroeg (Oorlog, Arbeid enz., 1863, mus. Amiens).
Spoedig volgden verdere cyclussen, o.a. te Marseille, Lyon, enz. Het meest bekend zijn de fraaie tafereelen uit de geschiedenis van St.
Genoveva in het Pantheon te Parijs (1876). Vermeld moet worden, dat dit geen fresco’s zijn, maar met temperaverf op doek geschilderde stukken, die later op den muur zijn aangebracht.
In den tijd, waarin het Impressionisme de heerschende richting in de schilderkunst was, vertegenwoordigt P. een richting, die voor de moderne kunst zeer vruchtdragend zal zijn.Lit.: L. Riotor, P. de Ch. (1914); R. Jean, P. de Ch. (1914). Korevaar-Hesseling.