(pseud. voor Louis-Marie-Julien Viaud), Fransch romanschrijver van de exotische richting. * 14 Jan. 1850 te Rochefort, uit een Prot. familie, ♱ 10 Juni 1923 te Hendaye. Daar Loti marine-officier was, ontstonden zijn meeste werken tijdens lange zeereizen: vandaar hun groote eenheid van stijl en atmosfeer: korte, ontgoochelde liefdesgeschiedenissen in exotischsprookjesachtige omgevingen weinig verheven van moraal, en steeds de weemoedige suggestie wekkend van een troebel verleden, met als grondtoon de vrees voor den dood. L. lokte een tijdlang veel lezers door zijn zwierigen en welluidenden stijl.
Van moreel standpunt gezien, zijn zijn werken vaak sceptisch en zeer zinnelijk.Voorn. werken:
Romans: Aziyadé (1879); Rarahu (1880); Le roman d’un spahi (1881) ; Le Mariage de Loti (1882); Mon frère Yves (1883); Pêcheur d’Islande (1886) ; Madame Chrisanthème (1887); Le roman d’un enfant (1890); Fantôme d’Orient (1892) ; Ramuntcho (1897); La troisième jeunesse de Mme Prune (1905) ; Les Désenchantées (1906); Un jeune officier pauvre (1923). Reisverhalen: o.a. Jérusalem (1905); L’Inde sous les Anglais (1903); Vers Ispahan (1904). Tooneel: o.a. Judith Renaudin (1898). Uitg.: 1893-1906 (9 dln.); Corresp. inédite (1929). Lit.: Cl. Farrère, L. (1930); A. Autin, L’inquiétude religieuse de P. L., in ,,Le Décret des Dieux” (1936). Willemyns.