Koning van Spanje (1556-’98). * 21 Mei 1527 te Valladolid, ♱ 13 Sept. 1598 in het Escuriaal bij Madrid. Zoon van Karei V en Isabella van Portugal; gehuwd met:
1° Maria van Portugal (moeder van don Carlos),
2° → Maria Tudor of de Katholieke van Engeland,
3° Elisabeth van Valois,
4° Anna van Oostenrijk (moeder van Ph.’s opvolger, Philips III).
Na de afdanking van Karel V (1556) was Ph. koning van Spanje en van de Sp. kolonies in Amerika, heer der Nederlanden, van Milaan, Napels, Sicilië en Sardinië. Als overtuigd Katholiek en als machtigste Kath. monarch wierp hij zich op als verdediger van het bedreigde Katholicisme over geheel de wereld.
Ook, en misschien in samenhang met deze opvatting van zijn levenstaak, was hij een krachtig voorstander van het vorsten-absolutisme.
In Spanje onderdrukte hij dus door middel van de strenge Spaansche Inquisitie het binnendringend Lutheranisme, dwong de Morisken van Granada tot bekeering en verspreidde hen over het land (1570), ontnam aan het opgestane Aragon zijn fueros (vrijheden) en vereenigde op grond van erf-aanspraken Portugal met Spanje (1580).
In zijn buitenlandsche politiek heeft hij vooral met drie tegenstanders te doen gehad: de Mohammedanen; hun heerschappij over de Middell. Zee werd gebroken door de Spaansch-Italiaansche vloot in den slag bij → Lepanto (1571) onder bevel van Ph.’s halfbroer don Juan. Zijn huwelijk met Maria van Engeland (zeer impopulair daar te lande) gaf hem weinig invloed; toen na Maria’s dood Elisabeth als de groote kampioene voor het Protestantisme optrad en ten slotte Maria Stuart op het schavot bracht, rustte hij de befaamde Armada tegen haar uit, die totaal ten onder ging (einde der Spaansche macht ter zee). Tegen Frankrijk streed hij aanvankelijk gelukkig (1559 vrede van Cateau Cambrésis); in de latere burgeroorlogen greep hij in ten gunste van de Kath. Liga. doch na den overgang van Hendrik IV van Navarre tot het Katholicisme was ook hier Spanje’s rol uitgespeeld (vrede van Vervins 1598).
Tegenover zijn Nederlandsche onderdanen is Ph. steeds een vreemdeling gebleven. Een deel van hen stootte hij af door zijn streng handhaven van de plakkaten van Karel V tegen de ketterij; zoo goed als allen vervreemdde hij van zich door zijn streven naar centraliseering, hoe veel goeds daar op zich zelf ook in stak. Na den Beeldenstorm werd Alva gezonden om op beide punten ’s konings wil door te voeren; na de mislukking daarvan (zie → Nederland) was Ph. tot concessies in het politieke bereid, doch niet in het godsdienstige, wat trouwens in dien tijd bij Kath. noch Prot. denkbaar was. Slechts partijdrift kan het voorstellen, alsof Ph. hierin een uitzonderlijk voorbeeld van fanatisme was.
Persoon. Ph. II, zoo diep in den felsten strijd der geesten betrokken, wordt natuurlijk zeer verschillend beoordeeld. In Spanje geldt hij over het algemeen als de groote monarch bij uitnemendheid; in het buitenland, en met name in Nederland, veelal als een verfoeilijk tiran. De objectieve geschiedschrijving is allengs tot een meer genuanceerd oordeel gekomen. Ph. was een man van oprechte en diepe geloofsovertuiging, van verbazingwekkende vlijt en werkzaamheid, sober van levenswijze, voornaam beheerscht, minzaam in den intiemen omgang en minnaar van studie en kunst. Daarentegen was hij gesloten en achterdochtig van karakter, en wilde tot in kleinigheden alles zelf beslissen, hetgeen bij zijn besluiteloosheid aanleiding gaf tot een eindeloos traineeren van zaken en tot een achternaloopen op de feiten. Bovendien was hij in de politiek geveinsd, trouweloos en onverbiddelijk hard, niet slechter, maar zeker ook niet beter dan zijn machiavellistische tegenspelers. Bovendien, ondanks zijn onverdachte trouw aan de Kerk, een caesaro-papist, zooals de geschiedenis er weinigen heeft aan te wijzen, hetgeen aan de Kerk in Spanje zeer zeker groote nadeelen heeft berokkend.
De beschuldiging van moord op zijn zoon don → Carlos en van een zondige verhouding tot prinses → Eboli zijn valsch. Dat hij Spanje financieel ontredderd en politiek verzwakt achterliet, is waar; maar men moet het begrip „verval” wel eng beperken, als men zonder meer van verval van Spanje wil spreken na zijn dood. Figuren van wereldbeteekenis als Velasquez, Murillo, Calderon, Cervantes e.a., allen schitterend in de eeuw na Ph. II, getuigen van een ongekenden cultureelen bloei. Gorris.
Lit.: Gachard, Corresp. de Ph. II sur les affaires des Pays-Ba8 (5 dln. 1848 vlg.); id., Don Carlos et Phil. II (21867), en nog vsch. andere uitgaven van Gachard; Baumstark, Ph. II, König v. Spanien (1875) ; Philipson, West-Europa im Zeitalter von Ph. II, Elisabeth u. Heinrich IV (1882); Bertrand, Ph. II (1929); Pastor, Gesch. d. Papste (X 71926 en XI 71927); en de tallooze schrijvers over de politiek en de troebelen der 16e eeuw.