Beroemd beeldhouwer uit de Gr. Oudheid. * Ca. 500 v. Chr., ♱ na 438, misschien omgebracht ten gevolge van een proces, waarin hij van godslastering beschuldigd werd (nl. aanbrengen van eigen beeltenis op het schild van Athena). Van zijn individueele werken is geen enkel bewaard, zoodat ze enkel door kleine, veelal hypothetische, afbeeldingen of copieën ons bekend zijn: het 7 m hooge beeld van de gehelmde Athena Promachos, na de Perzische oorlogen op het Parthenon geplaatst; het bronzon beeld van Athena Lemnia, door Atheners uit het eiland Lemnos geofferd, door de Grieken Ph. ’s schoonste werk genoemd, waarvan de mooie Athena-kop te Bologna misschien een copie is; Athena Parthenos (Parthenon), waarvan men zich de houding kan voorstellen door een overigens onbeholpen copie, het zgn. varvakeion-beeldje; het 12 m hooge Zeus-beeld te Olympia, uit goud en ivoor vervaardigd, als een van de Zeven wonderen der Oudheid bekend.
In hoever de fries-reliëfs van het Parthenon, waarvan Ph. de werkleider was, zijn persoonlijk werk zijn, kan niet uitgemaakt worden. Misschien was zijn aandeel vrij groot: de jongste ontdekking (marmeren copieën van reliëfs, die op het schild van Athena Parthenos voorkwamen) schijnen dit te bevestigen. De gevelvelden, in hun voltooiden toestand, zouden na Ph. te dateeren zijn. Lit.: Hekler, Die Kunst des Phidias. E. De Waele.