(scheik.), een in 1878 door Willard Gibbs mathematisch thermodynamisch afgeleide regel, welke voor elk zich in chemisch evenwicht bevindend systeem geldt. De ph. wordt als volgt geformuleerd: In een systeem, bestaande uit n componenten en p phasen, is het aantal vrijheidsgraden V gegeven door de formule: V = n — p + 2.
Onder componenten of onafhankelijke bestanddeelen verstaat men de kleinste hoeveelheid chemische elementen of verbindingen, die voldoende (maar ook noodzakelijk) zijn om alle phasen van een systeem samen te stellen. Onder vrijheidsgraden of vrijheden verstaat men de grootheden als druk, volume, temp. of concentraties in de afzonderlijke phasen, die men voor een gegeven systeem moet aangeven om zijn toestand volledig vast te leggen.
Wanneer men met een systeem, uit één component bestaande (bijv. water), te maken heeft, luidt de ph. dus: V = 3—p. Heeft men dus water in twee phasen, bijv. ijs + damp, vloeibaar water + damp of ijs + vloeistof, dan is er slechts één vrijheid (het systeem is monovariant), d.w.z. kiest men de temp., dan is de druk bepaald, of omgekeerd. Heeft men water in één phase, dan is het aantal vrijheden gelijk twee (bivariantsysteem); hetzij ijs of vloeibaar water of waterdamp alleen, kunnen dus bestaan in een bepaald gebied, waarin men den druk en de temp. naar willekeur kan kiezen. Het tegelijkertijd naast elkaar voorkomen van drie phasen (ijs + vloeistof + damp) levert V = O, d.w.z. dit is alleen mogelijk bij één bepaalden druk (4,6 mm) en één bepaalde temp. (0,0076° C): het systeem is invariant.
Lit.: H. W. Bakhuis-Roozeboom, Die heterogenen Gleichgewichte vom Standpunkte der Phasenlehre (5 dln. 1901-’18) ; K. Jellinek, Lehrb. d. physik. Chemie (IV 1933) ; A. Eucken, Grundr. der physik. Chemie (41934).
A.Claassen.