Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 29-10-2019

Perk (persoon)

betekenis & definitie

1° Betsy (eigenl. Christina Elisabeth), Ned. schrijfster en voorvechtster der vrouwenemancipatie; tante van 2°. * 26 Maart 1835 te Delft, ♱ 30 Maart 1906 te Nijmegen. Met Mina Kruseman reisde zij het land af en sprak in vergaderingen voor de vrouwenbeweging, stichtte de Alg. Ned.

Vrouwen Vereeniging (1870) en de vereen. Arbeid Adelt (1872). Haar propagandistisch geschrijf in de door haar geredigeerde weekbladen: Ons Streven en Onze Roeping, en haar tendenz-romans en -tooneelstukken staan moreel niet hoog, zijn vaak anti-clericaal en tellen literair niet meer mee. Zij gaf ook een levensbeschrijving uit van haar neef Jacques P., dien zij hoog vereerde (1902).Lit.: Een halve Eeuw (1898); W. Wijnaendts Francken-Dyserinck, in: De (Groene) Amsterdammer (weekbl. 28 Mrt. 1936). Piet Visser.

2° Jacques (eigenlijk: Jacques Herman Fabrice), Ned. dichter, voorlooper van de → Tachtigers; neef van 1°. * 10 Juni 1859 te Dordrecht, ♱ 1 Nov. 1881 te Amsterdam. In 1878 ondernam hij met zijn vader een reis naar de Ardennen en maakte daar kennis met een kostschoolvriendin van zijn zuster, op wie hij verliefd werd. Deze vergeefsche liefde voor Mathilde (zij was reeds verloofd en daarbij Katholiek) inspireerde hem tot den onvergelijkelijk schoonen Sonnettenkrans, waarin hij een voor het Nederlandsch van die dagen geheel nieuwen toon deed hooren. Zijn poëzie, ofschoon sterk verwant met Keats en Shelley, is zeer zuiver Nederlandsch en legt de kunstwaarde der gedichten vnl. in den klank, waarbij het redeneerend element wordt teruggedrongen, het verbeeldingselement daarentegen het concrete beeld op het voorste plan doet schuiven. In Dante en Petrarca vond P. zijn beste voorbeelden. Zijn bespiegelingen voeren hem tot een pantheïstisch natuurgevoel, waar hij nooit boven uit is gekomen. Met hem begint de verafgoding der schoonheid in de Ned. letterkunde, die onder invloed van de Europ. geestesstroomingen uitgroeide tot het devies: „de kunst om de kunst” der Tachtigers. Enkele jaren kwam P. ook in den kring van Jos. Alberdingk Thijm; zijn burgerlijke, anti-Roomsche opvoeding was oorzaak, dat dit contact niet de vruchten heeft opgeleverd, die Thijm er van verwacht had, en toen P.’s gedichten na den dood van hun dichter zouden worden uitgegeven, werd Thijm, die reeds vroeg de aandacht der officieele letterwereld voor dit werk had gewaagd, en er de aangewezen man voor was, om ze uit te geven, gepasseerd, omdat men het werk niet in Katholieke handen wenschte. C. Vosmaer gaf toen, in samenwerking met W. Kloos, den Mathilde-cyclus uit (1882). KIoos schreef er de inleiding voor, die het manifest der Tachtigers werd. KIoos, die de volgorde der Mathilde-sonnetten geregeld had, gaf in 1893 nog de nagelaten verzen uit. In de biographie over haar neef gaf Betsy Perk zijn jeugdverzen uit, die slechts waarde hebben als documentatie voor de vorming van den jeugdigen dichter. Ondanks zijn korte leven is de invloed van P. op de Ned. letterkunde zeer diep geweest en vond hij in zijn taalbehandeling, zoowel als in het onnoodig achten van een denk-inhoud van het kunstwerk, vele navolgers. P. heeft de Ned. taal haar klinkende schoonheid, die vergeten was, weer teruggegeven in zijn sonnetten, welker vorm hij verdedigde in het eerste sonnet van zijn Mathilde en zijn Iris, die hij vertaalde naar Shelley’s Cloud. Over KIoos’ arbeid aan de Mathilde-uitgave van 1882 is veel te doen geweest: in 1915 verscheen van A. Greebe: J. P.’s Mathilde-cyclus in den oorspr. vorm hersteld. Na de heftige polemiek handhaafde KIoos zijn standpunt, dat hij in 1917 uiteenzette in een naschrift achter den 14en druk.

Lit. : Behalve de genoemde Inl. schreef KIoos : J. P. en zijn beteekenis in de hist. der Ned. Lit. (1909); A. Nijland, J. P. (1906); J. v. d. Valk, in : Groot Nederl. (1912, II) ; Ch. M. v. Deventer, in: De Gids (1916, III); M. Acket, J. P. (1926); A. Donker, De episode van de vernieuwing onzer poëzie : 1880-1894 ; G. Dekker, De invloed van Keats en Shelley in Ned. (1926). Piet Visser.

< >