(Latijn privilegium Paulinum) noemt men het bijzondere geval, waarin de echtgenoot(e) zelf door een nieuw huwelijk aan te gaan het vorige kan ontbinden. Het bestaat hierin: wanneer twee ongedoopten geldig gehuwd zijn en een van beiden gaat door het doopsel tot de Katholieke Kerk over, dan kan deze gedoopte partij een nieuw huwelijk aangaan, indien de andere partij [na door de(n) gedoopte ondervraagd te zijn (interpellatie) of zij met hem (of hij met haar) in vrede en zonder onrecht tegenover God wil blijven samenleven] de samenleving onderbreekt of althans niet op genoemde wijze wil samenleven. Samenleven zonder onrecht tegenover God beteekent: zoo leven, dat de ongedoopte de gedoopte in niets het naleven van de godsdienstige en zedelijke verplichtingen als Katholiek belet of ernstig bemoeilijkt. Voordat de bekeerde echtgenoot(e) een nieuw huwelijk kan sluiten, moet hij (zij) eerst de niet-bekeerde ondervragen: of deze zich wil bekeeren en gedoopt worden, of althans in vrede enz. ... wil samenleven.
Dit ondervragen geschiedt door bemiddeling van den bisschop. Uitblijven van antwoord wordt als ontkennend antwoord beschouwd, als de omstandigheden daarvoor pleiten. Het is niet noodig, dat de weigering om samen te leven precies als motief heeft: het Katholiek worden van de(n) echtgenoot(e). Ook als de weigering geschiedt uit persoonlijken afkeer of om dezelfde redenen, waarom eventueel vroeger reeds burgerlijke scheiding is gevraagd of omdat de man (of vrouw) feitelijk reeds met een ander samenleeft en daarom niet wil terugkeeren, kan het P. v. gebruikt worden.
Waar het op aan komt is, dat de ongedoopte niet in vrede wil samenleven.Ook na het doopsel, ook na de ondervraging en eventueele weigering, blijft het huwelijk voortbestaan. Pas het feitelijk sluiten van een nieuw huwelijk verbreekt het eerste. Bij niet gebruik van het P. v. blijven de partijen dus geldig gehuwd, totdat een van beide sterft. Het recht om van het P. v. gebruik te maken blijft, zoolang ook de andere echtgenoot niet gedoopt is. Als deze dus eerst toestemt in vrede enz. te blijven samenleven, maar later begint hij (zij) de(n) gedoopte(n) echtgenoot het leven volgens de Kath. leer te beletten, dan kan de gedoopte nog gebruik maken van dit recht, heengaan en een ander huwelijk sluiten.
Het P. v. is door God gegeven, in den Bijbel afgekondigd door den Apostel Paulus (1 Cor. 7. 12-17). Vandaar de naam. Het wordt ook geloofsvoorrecht (privilegium fidei) genoemd, omdat het doel, waarom het door God is gegeven, is, voor dergelijke echtgenooten een zeer ernstige belemmering voor den overgang tot het ware geloof weg te nemen. Bender.