(biol.), vorming van een vrucht uit het vruchtbeginsel eener bloem zonder voorafgaande bevruchting. P. komt voor bij vele cultuurgewassen, bijv. appel, peer, vijg, banaan, en in de natuur bij sommige ranonkelachtigen en composieten. Zie → Parthenogenesis. Meisen.
Lit.: Ewert, Die Parthenokarpie (1907); Tischler, Die Eutwickl. der Samen in parthenokarpen Angiospermenfrüchten (in : Jahrb. f. wiss. Bot., LII 1913).