of ziekte van Parkinson berust op vaatverkalking in een bepaald gebied der hersenbasis. T. treedt meestal eerst na het 50e jaar op, en veroorzaakt typische geldtel-tremoren in de handen of rhythmische bevingen van hoofd of beenen. Het gelaat mist de mimische uitdrukkingsbewegingen, de spieren zijn stijf; vaak begint de ziekte met rheumatische klachten in de gewrichten. Later treden soms psychische storingen op, en typische asynergiestoringen bij de bewegingen als bijv. retropulsie en propulsie, moeilijkheden bij het opstaan, bij het ballen van de vuist e.d.
De ziekte is progressief en kan jaren duren. Een uitstekend geneesmiddel is atropine en hyoscine.Na encephalitis epidemica komen ook bij jonge personen Parkinson-verschijnselen voor, waarbij de hersenen tezelfder plaatse aan de hersenbasis litteekens vertoonen.
Klessens.