1° Residentie met gelijknamige hoofdplaats, verdeeld in
a) Palembangsche Benedenlanden,
b) Palemb. Bovenlanden en
c) Ogar en Komering-Oeloe.
Ca. 1 100 000 inw., w.o. 3 800 Europ. en ruim 26 000 Chin. Opp. 81 500 km2. Grootendeels vruchtbaar laagland met tal van goed bevaarbare rivieren. Kustgebied zeer moerassig en dun bevolkt. De bevolking van de kust en de Benedenlanden spreekt Maleisch; tengevolge van vroegere overheersching is er sterke invloed van het Javaansch. Ten N. van de Moesi komen nog Koeboes voor. De huizen staan op palen. De landbouw van de Inheemschen levert: rijst, koffie, tabak, pinang, katoen, kapok, rubber. Europ. cultures van koffie, thee, kina, rubber en klapper. Belangrijke handel in boschproducten. De Bataafsche Petroleum Mij. exploiteert olieterreinen bij Moearaénim. Raffinaderij in Pladjoe. De Ned. Kon. Petr. Mij. heeft eveneens concessies voor petroleum. Bij Boekit Asem zijn de gouvernementssteenkolenmijnen. Inheemsche nijverheid: gouden zilversmederij, wapens. Koperbewerking en weefnijverheid zijn achteruitgegaan. — P. vormt ongeveer de apost. prefectuur Benkoelen (priesters v. h. H. Hart); ca. 2 600 Kath. Residentie is de stad Palembang.
2° Hoofdplaats van de gelijknam. residentie (zie 1°), ligt 82 km landwaarts aan de Moesi. P. is bereikbaar voor groote zeeschepen. Veel last van overstroomingen. Vandaar paalen vlotwoningen. Ca. 110 000 inw., w.o. bijna 2 000 Europ. en 16 000 Chin. Grootste stad der buitengewesten en een belangrijke handels-en havenplaats.
v. Vroonhoven.
Geschiedenis. Het tegenw. gewest P. wordt onder den naam Sjriwidjaja al vroeg als Hindoe-rijk genoemd. Het rijk breidde in de 19e e. zijn macht uit over geheel Sumatra, het schiereiland Malaka tot de landengte van Kra, Cambodja en Westen Midden-Java. Sjriwidjaja wist zich eenige eeuwen als eerste zeemogendheid in den Indischen Archipel te handhaven. Dit werd in 1277 door den koning van Oost-Java veroverd, kon zich echter na 1380 weer bevrijden. Tot 1823 kon het daarna zijn onafhankelijkheid bewaren.
De eerste betrekkingen met de O.I.C. werden in 1617 aangeknoopt, maar reeds in 1621 werd het kantoor te P. weer opgeheven. Sedert was de verhouding afwisselend vriendschappelijk en gespannen. Herhaaldelijk werden expedities ondernomen (1659,1821), doch eerst in 1823 werd aan de zelfstandigheid van P. voorgoed een eind gemaakt. Olthof