Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 29-10-2019

Overmacht

betekenis & definitie

of force majeure

1° (Strafrecht) Niet strafbaar is hij, die een feit begaat, waartoe hij door o. is gedrongen (art. 40 Ned. W. v. Str.; art. 71 Belg. S. W. B.). De wet omschrijft niet, wat onder o. is te verstaan. Omtrent den grond der straffeloosheid bestaan vsch. opvattingen. Volgens een dier opvattingen wordt de straffeloosheid in verband gebracht met den psychischen toestand van den verdachte. O. is dan elke kracht, dwang of drang, waaraan men geen weerstand kan bieden. Volgens een andere meer gangbare opvatting is o. elke drang, waaraan men geen weerstand behoeft te bieden. In de o. van art. 40 is ook begrepen noodtoestand, waaronder men wel brengt die gevallen, welke bestaan in een conflict van belangen en plichten of van verschillende plichten onderling. In welke gevallen men mag aannemen, dat naleving van de in de wet gestelde norm redelijkerwijs niet is te vorderen (noodrecht geldt), is niet scherp aan te geven.

Lit.: Pompe, Handb. v.h. Ned. Strafrecht (1935, 66-71). Bosch van Oud-Amelisweerd.

2° (Privaatrecht) In het Ned. en Belg. recht wordt o. te zamen met t o e v a l, beide op te vatten als nuances van hetzelfde begrip, omschreven als „een vreemde oorzaak, die den schuldenaar niet kan worden toegerekend”, waardoor deze „verhinderd is geworden om iets te geven of te doen, waartoe hij verplicht was, of iets gedaan heeft, hetwelk hem verboden was” (art. 1280, 1281 Ned., 1147, 1148 Belg. B.W.). Het begrip o. wordt niet bepaald door de hetzij objectieve, hetzij subjectieve onmogelijkheid van prestatie, doch door den omvang van het door de prestatiebelofte gewekte vertrouwen: eenerzijds kan de schuldenaar in de overeenkomst het risico van zelfs objectieve onmogelijkheid (bijv. van tijdige verscheping) hebben aanvaard; anderzijds kan o. ook bestaan in die, redelijkerwijs voor den schuldenaar niet te voorziene omstandigheden, welke, zonder de nakoming der overeenkomst volstrekt te verhinderen, aan die nakoming zoo ernstige en nadeelige gevolgen voor den schuldenaar verbinden, dat zij redelijkerwijs niet van hem kan worden gevergd. De Belg. jurisprudentie is strenger en eischt objectieve onmogelijkheid.
O. bevrijdt den schuldenaar en bij een wederkeerige → overeenkomst ook den schuldeischer.

Lit.: Wery, Overmacht bij overeenkomsten (diss., Leiden 1919); Levenbach, De spanning v. d. contractsband (diss., Amsterdam 1923); Suyling (II, 172 vlg., 343 vlg., *11, 537, 560); Hand. Ned. Jur. Ver. 1918 (Meyers en Fruin) en 1936 (Visser v. Yzendoorn en Bregstein); H. De Page, Traité élém. de Droit civil (II 1934, nr 8. 597 vlg.). Petit.

< >