(D. Übergangstil; Fr. Style de transition), stijl in de beeldende kunsten, welke een overgang vormt van den eenen naar den anderen stijl: vnl. laat-Romaansche, Régence- en Directoire-stijl. In de Duitsche kunstgeschiedenis bedoelt men, als men spreekt van Übergangstil, gewoonlijk den laat-Romaanschen stijl, waarin Gotische elementen (spitsboog, contrefort, soms de luchtboog, knopkapiteelen) worden aangewend, maar dan niet om constructieve, doch om decoratieve redenen. Voorbeeld: dom te → Limburg a.d.
Lahn, Andemach, Bamberg.Een voorbeeld van o. tusschen Romaansch en Gotiek in Nederland is de O.L. Vrouwekerk te Roermond, en tusschen Gotiek en Renaissance de Latijnsche School en het Raadhuis te Nijmegen.
De werken der o. vertoonen dikwijls een groote frischheid en oorspronkelijkheid, en een persoonlijke noot, welke de monumenten der eigenlijke stijlperioden zelf vaak missen. Zie de diverse afb. bij de vsch. trefwoorden.