1° (staatsrecht) het recht, dat geldt ter aanpassing van een oude aan een nieuwe wettelijke regeling. Voor het staatsrecht vindt men het overgangsrecht in de zgn. additioneele art. der Ned. Grondwet. De voornaamste bepalingen van het grondwettelijk o. zijn de volgende: alle bestaande autoriteiten blijven voortduren, totdat zij door andere volgens de Grondwet zijn vervangen.
Hetzelfde geldt van de wetten, reglementen en besluiten, die gelden op het oogenblik van de afkondiging van de wijzigingen in de Grondwet. Struycken.2° Overgangsrecht (Fr.: droit intermédiaire) wordt ook genoemd het burgerlijk recht, dat in Frankrijk tot stand kwam van de Revolutie tot het Burg. Wetboek, en waarvan de bepalingen, in Frankrijk en in België, nog steeds worden toegepast, voor zoover zij met de bepalingen van het B.W. niet strijdig zijn.
Lit.: M. Planiol, Traité élem. Dr. civ. (nr. 82); Fr. Laurent, Droit civil (I, Introduction nr. 27). V. Dievoet.
3° (Belastingrecht) O. wordt in Nederland geheven ter zake van den overgang van de waarde van alle onroerende, binnen Ned. gelegen of gevestigde zaken, welke door erfenis, legaat of schenking zijn verkregen van een niet-ingezetene van Ned. Het bedraagt 4 %. Het is geregeld in de Successiewet (wet van 13 Mei 1859, Stbl. 36; tekst nader opgenomen in Stbl. 1917, nr. 236).
M. Smeets.
In België wordt een recht van overgang bij overlijden gevestigd op de waarde der onroerende goederen gelegen in België, verkregen uit de nalatenschap van iemand, die geen rijksinwoner is. Het is verschuldigd op de erfgoederen ongeacht of zij ingevolge wettelijke devolutie, uiterste wilsbeschikking of contractueele erfstelling worden overgemaakt. Het tarief is hetzelfde als voor → successierechten (Wetb. der successierechten, art. 1, 2°; 2 en 48). Rondou.