(Ned.) Oorspr. doel van deze vvet-Aalberse (1919) was:
1° Renten te verleenen zonder premiebetaling aan met loonarbeiders gelijk staande personen (minder dan 1 200 gld. aanslag inkomstenbelasting) voorzoover → Invaliditeitswet niet voor hen zorgt. Leeftijd: 65 jaar op 3 Dec. 1919; rente: 3 gld. per week. Beide echtgenooten, indien recht hebbend, 2,50 gld. elk per week.
2° Renten te verleenen met geringe premie aan met loonarbeiders gelijkstaande personen (minder dan 1 200 gld. aanslag inkomstenbelasting) voorzoover Invaliditeitswet niet voor hen zorgt. Leeftijd: 35 jaar op 3 Dec. 1919; rente als boven.
3° Vrijwillige verzekering voor wie 16 jaar bereikt en nog niet 35 jaar overschreden hebben, met inkomen beneden 2 000 gld. Renten van 3,4,5,6 gld. Administratiekosten van 2° en 3° voor Staat; tekort van 2° voor Staat; verzekeringskosten van 3° voor verzekerden.
In 1922 werden grenzen voor vrijwillige verzekering uitgebreid. Ieder kon zich verzekeren, dus ook boven 2 000 gld. inkomen, tot een maximum van 20 gld. per week. Verzekering bij Rijksverzekeringsbank (bij-kantoren de Raden van Arbeid). Verzekerden dragen volle kosten der verzekering; administratiekosten in het algemeen niet voor rekening van den Staat.
De →Ouderdomswet stelde een Ouderdomsfonds in, waarin, volgens wet van 1926, te beginnen met 1925, gedurende 40 jaren 31 600 000 gld. per jaar zal worden bijgedragen. Veraart.